Een geschiedenis van de middeleeuwen in 100 objecten

‘Bestaat er eigenlijk een museum van de middeleeuwen?’, zo vroeg iemand mij onlangs. Een goede vraag. Natuurlijk staat er in mijn woonplaats Leiden het Rijksmuseum van Oudheden met een onvolprezen afdeling ‘Archeologie van Nederland’ en zo nu en dan fraaie tijdelijke tentoonstellingen op het gebied van de (vroege) middeleeuwen (zie hier mijn recensie van Gouden middeleeuwen, ook doorgeplaatst op www.historici.nl). Ook het Catharijneconvent in Utrecht heeft een mooie middeleeuwse collectie, maar wel sterk gericht op de geschiedenis van het Christendom. Iets vergelijkbaars als het Musée nationale du Moyen Âge, beter bekend als Musée de Cluny, in Parijs ontbreekt echter in Nederland.

Wandtapijt met een toernooi, Straatsburg, ca. 1475-1500. Musée de Cluny, inv. RF 7351 (zie http://www.musee-moyenage.fr/collection/oeuvre/tournoi-tapisserie.html).
Wandtapijt met een toernooi, Straatsburg, ca. 1475-1500. Musée de Cluny, inv. RF 7351 (zie http://www.musee-moyenage.fr/collection/oeuvre/tournoi-tapisserie.html).

Het heeft vast te maken met ‘onze’ Gouden Eeuw die in veler ogen nu eenmaal het meeste heeft opgebracht, niet alleen in economische maar ook in culturele zin. Het middeleeuwse verleden heeft in Nederland veel minder prestige dan bijvoorbeeld in België waar de periode wel nadrukkelijk als een bloeiperiode wordt beschouwd.

Het is natuurlijk de vraag of we in dit digitale tijdperk nog wel een gebouw nodig hebben om de objecten fysiek bij elkaar te brengen? Begrijp me goed: ik ben gek op musea en ga graag naar tentoonstellingen want er gaat niets boven een ‘live’ confrontatie met een object uit het verleden. Ondertussen biedt de voortschrijdende digitalisering van de museumcollecties wel een prachtige mogelijkheid om de objecten direct bij je thuis (althans op het beeldscherm) te bezorgen.

Schilderij van Richard III, vervaardigd ca. 1510. Society of Antiquaries of London, Burlington House, inv. LDSAL 321;Scharf XX. Zie http://www.bbc.co.uk/arts/yourpaintings/paintings/richard-iii-14521485-148268.
Schilderij van Richard III, vervaardigd ca. 1510. Society of Antiquaries of London, Burlington House, inv. LDSAL 321;Scharf XX. Zie http://www.bbc.co.uk/arts/yourpaintings/paintings/richard-iii-14521485-148268.

Neem het initiatief van het British Museum in Londen. Directeur Neil Macgregor heeft in 2010 een geschiedenis van de wereld in 100 objecten samengesteld. Dit werd meteen multimediaal aangepakt met een boek, een website en een radioserie van de BBC. Nu is er een vervolg met de website Teaching history with 100 objects. Niet alleen het British museum maar ook andere musea en instellingen hebben objecten ‘aangeleverd’. Zo meldde de Society of Antiquaries of London  trots op zijn website dat een portret van koning Richard III (r. 1483-1485) gebruikt wordt in het project. In het programma is de Engelse geschiedenis dan ook prominent aanwezig. Het schilderij van Richard III maakt deel uit van de lessen over de Development of church, state and society 1066–1509. Een dergelijke handreiking lijkt me ideaal voor docenten in het middelbaar onderwijs.

Kan zoiets in Nederland ook? Natuurlijk! Het Rijksmuseum te Amsterdam, per slot van rekening ons nationale museum, biedt nu aan iedereen de mogelijkheid om een eigen digitale verzameling aan te leggen in de Rijksstudio. Als een soort gastconservator mag je schatzoeken in de rijke collecties van het museum en je eigen selectie maken. De zoekfunctie is vrij eenvoudig en met een muisklik voeg je objecten toe aan jouw eigen verzameling. Het levert vele verrassingen op want wat er allemaal in de kelders van het Rijks ligt, ook van voor de Gouden Eeuw, is echt onvoorstelbaar. Van een aantal objecten is nog geen foto beschikbaar en deze kunnen dus niet worden geselecteerd. Maar er blijft genoeg over volgens mijn tellingen:

Jaren                         Aantal objecten (met foto)

Ridder te paard, 13 de eeuw. Rijksmuseum inv. BK-NM-9544. Zie https://www.rijksmuseum.nl/nl/mijn/verzamelingen/166278--man-en-paard/middeleeuwse-geschiedenis-in-100-objecten/objecten#/BK-NM-9544,4.
Ridder te paard, 13 de eeuw. Amsterdam, Rijksmuseum inv. BK-NM-9544.

501-800                            41 (38)

801-1100                         113 (104)

1101-1200                        56 (48)

1201-1300                        48 (43)

1301-1400                        103 (58)

1401-1500                        1279 (949)

1501-1550                        5543 (4201)

Het is duidelijk dat naarmate de middeleeuwen vorderen, het aantal beschikbare objecten toeneemt. Maar toch, naar het voorbeeld van het British Museum is hiervan natuurlijk uitstekend een geschiedenis van de middeleeuwen in 100 objecten te maken. Ik heb voorlopig veertig objecten geselecteerd (zie hier). Natuurlijk domineren mijn persoonlijke voorkeuren: veel vorsten, ridders, paarden en Burgundica. Mijn voorlopige top 5:

Bourgondisch wapenschild met Andreas-kruis en vier vuurslagen. Amsterdam, Rijksmuseum, inv. NG-KOG-2517-C. Zie https://www.rijksmuseum.nl/nl/mijn/verzamelingen/166278--man-en-paard/middeleeuwse-geschiedenis-in-100-objecten/objecten#/NG-KOG-2517-C,17
Bourgondisch wapenschild met Andreas-kruis en vier vuurslagen. Amsterdam, Rijksmuseum, inv. NG-KOG-2517-C.

1. Ridder te paard, 13de  eeuw

2. Bourgondisch schild met Andreas-kruis, 15de eeuw

3. Wapenbord van Edward IV, ca. 1480

4. De Sint-Elizabeth vloed, ca. 1490

5. Tien pleurants van het praalgraf van Isabella van Bourbon (ca. 1475)

Om aan de honderd objecten te komen – en ter verbreding van mijn beperkte blik – ben ik nog op zoek naar zestig stuks uit de collectie van het Rijks. Daarom een oproep: stuur via het reactieformulier onder aan dit blog één, twee of drie objecten in (het liefst met een weblink) die je graag in deze verzameling wilt opnemen. Ik neem het begrip ´middeleeuwen´ trouwens ruim; alles van voor ca. 1550 is toegestaan. Ik voeg ze vervolgens toe aan mijn verzameling. Je kunt hier meteen aan de slag. Veel plezier!

 

Tafelschikking

Hoe zitten u en uw partner en eventuele andere gezinsleden aan tafel? Ik vermoed dat iedereen een vaste plaats heeft. De meeste mensen houden van regelmaat en routine en zijn gewend, ja zelfs gehecht, aan juist die bepaalde zitplaats. De plaats aan tafel geeft in bepaalde settings de plaats van de tafelgenoten in een hiërarchie aan. Denk bijvoorbeeld aan die reclame van een paar jaar terug waarin de vader aan het hoofd van de tafel zit en daar dan het vlees snijdt.  Of aan het afscheidsdiner van koningin Beatrix in het Rijksmuseum in april van dit jaar waar het protocol voorschrijft wie naast wie zit.

Diner bij het afscheid van koningin Beatrix in het Rijksmuseum Bron: www.koninklijkhuis.nl
Diner bij het afscheid van koningin Beatrix in het Rijksmuseum Bron: http://www.koninklijkhuis.nl

Natuurlijk werd ook in de zeer hiërarchisch ingestelde middeleeuwse samenleving goed gelet op de tafelschikking. Via beschrijvingen in kronieken weten we bijvoorbeeld hoe men was gezeten tijdens feesten aan het Bourgondische hof. Zo waren er in 1454 tijdens het beroemde Feest van de Fazant drie tafels opgesteld: een kleine, een middelgrote en een grote. Ze waren opgetuigd met allerlei feeërieke decors en figuranten.

Feest van de fazant.  Kopie naar anoniem, ca. 1500 - ca. 1599. Bron: https://www.rijksmuseum.nl/nl/collectie/SK-A-4212.
Feest van de fazant gehouden in de grote zaal van het Zaalpaleis te Rijsel. Links zien we Filips de Goede (le bon duc Philipes)  met zijn vrouw Isabella van Portugal (la duchesse). In het midden hun zoon Karel (le comte de Charollois) en zijn vrouw Isabella van Bourbon. Kopie naar anoniem, 16d eeuw.  Amsterdam, Rijksmuseum inv. SK-A-4212. 

Op de tafel waar hertog Filips de Goede plaatsnam, de middelgrote tafel, was niet alleen een kerk met klokkenspel en vier zangers te bewonderen, maar ook nog een opgetuigde kraak met allerhande handelswaar en zeelieden, en, als klap op de vuurpijl, een bloot jongetje op een rots dat continue rozenwater plaste. De hertog zat aan het midden van deze tafel met links zijn echtgenote Isabella van Portugal en rechts zijn schoondochter Isabella van Bourbon. Verder was er slechts een kleine kring van naaste familieleden en vertrouwelingen met hun partners aan deze tafel te vinden. Karel, de zoon van het hertogelijk paar, zat aan de grote tafel, vergezeld door enkele topfiguren uit de hofhouding en andere niet met name genoemde ridders en vrouwen. De derde tafel was bestemd voor de overige knapen en jonkvrouwen uit de hofhouding. Zo had iedere rang binnen de hofhouding zijn eigen tafel.

Ook tijdens de vergaderingen van de vorst met de vertegenwoordigers van de onderdanen werd gehecht aan een duidelijke schikking. Men zat bij die gelegenheden overigens niet aan tafels maar op lange banken. Op de onderstaande miniatuur van de openingssessie van het Engelse parlement in april 1523,  is de schikking van de banken in een open carrévorm goed te zien.

dddd
Opening van het Engels parlement in Blackfriars, 15 april 1523. The Wriothesley Garter Boook, ca. 1530. Bron: http://www.royalcollection.org.uk/collection/1047414/the-wriothesley-garter-book.

Koning Hendrik VIII is centraal gezeten onder een baldakijn met aan zijn rechterhand zijn belangrijkste  geestelijke raadsheren – onder wie de aartsbisschop van York, Thomas Wolsey, te herkennen aan zijn rode kardinaalshoed – en aan zijn linkerhand twee (rechtsgeleerde?) raadsheren. Zij zijn gezeten tegenover de leden van het parlement die allemaal een eigen plek hebben, al naar gelang hun sociale positie. Ter rechterzijde van de vorst – de meest prestigieuze plek – zitten de vertegenwoordigers van de geestelijkheid (de Lords Spiritual), negen bisschoppen in het rood op de eerste rang, zeventien abten in het blauw op de tweede rang. Ter linkerzijde vinden we de adel (de Lords Temporal) netjes gerangschikt in hertogen (met vier witte strepen op hun tabbaard) en graven (met drie strepen) op de eerste rang en de baronnen (met twee strepen) op de tweede rang en recht tegenover de koning. Helemaal onderaan de miniatuur zijn nog net de veertien vertegenwoordigers van de steden en het platteland (de Commons) te zien met in het midden staand Thomas More, de speaker. De marginale rol van de Commons op deze miniatuur doet overigens geen recht aan hun belangrijke politieke rol in de late middeleeuwen.

In de Nederlanden kwam er tijdens de vergaderingen van de Staten Generaal in de vijftiende en zestiende eeuw nog een ‘schikkingsprobleem’ bij. Op deze bijeenkomsten kwamen natuurlijk ook de drie standen (staten) bij elkaar voor overleg. Maar de gedeputeerden kwamen uit allerlei verschilllende gewesten: Brabant, Vlaanderen, Holland, Zeeland, Henegouwen, Luxemburg, Namen etc. Wie kreeg nu de meest prestigieuze plek? Van oudsher werd deze toebedeeld aan de gedeputeerden uit het hertogdom Brabant. Dat betekende dat de Brabanders ter rechterzijde van de vorst mochten zitten: de abten vooraan, daarachter de edelen en dan pas de stedelijke vertegenwoordigers. Bovendien mochten zij het woord voeren namens alle gedeputeerden. De woordvoerder was meestal de pensionaris van de belangrijkste stad van Brabant, Brussel.

De Vlamingen zaten normaliter op de banken ter linkerzijde van de vorst, dus recht tegenover de Brabanders. Zij aasden op de plek van de Brabanders en het bijbehorende woordvoerderschap en kaartten dit herhaaldelijk aan bij de vorst.1 Maar de Brabanders lieten zich deze machtspositie niet zomaar ontnemen. Immers, wie het woord voerde kon ook de uitkomst beïnvloeden van de beraadslagingen die vaak over nieuwe belastingen gingen. Zij deden daarbij een beroep op de ‘oudheid’ en het prestige van het hertogdom dat immers hoger stond aangeschreven dan een graafschap als Vlaanderen. Dit kwam ook tot uitdrukking in de eindeloze rij met titels die de Bourgondische en Habsburgse vorsten voerden. In deze trits werden altijd eerst de hertogdommen en daarna pas de graafschappen genoemd.

Portret van Margareta van Oostenrijk (1480-1530), landvoogdes der Nederlanden. Bernard van Orley (atelier van). Brussel, Koninklijke Musea voor Schone Kunsten, inv. 4059.
Portret van Margareta van Oostenrijk (1480-1530), landvoogdes der Nederlanden. Bernard van Orley (atelier van). Brussel, Koninklijke Musea voor Schone Kunsten, inv. 4059.

Margaretha van Oostenrijk velde in 1508 een Salomonsoordeel: zij erkende de rechten van de Brabanders en wilde niet tornen aan hun eersterangs zitplaatsen. Maar ze vond wel dat de Vlamingen bij vergaderingen op Vlaams grondgebied – de Staten Generaal hadden namelijk geen vaste vergaderplaats – het woord mochten voeren. Het belette de Vlamingen overigens niet om in de jaren erna opnieuw het voorrangsbeleid aan te vechten. Zij wilden ook wel eens het vlees snijden.

1. Zie over dit conflict het artikel van R. Wellens,  ‘Le droit de préséance dans les assemblées des Etats Generaux des Pays-Bas au XVe Siècle’, Standen en landen 47 (1968), 113–47