Telefoonboek van Brabant

Brabantica

Mijn verbazing was groot toen ik begin augustus terugkeerde van vakantie en een nieuw telefoonboek op de deurmat vond. Ik had me niet gerealiseerd dat dat nog uitgegeven werd in de huidige tijd van mobiele telefonie, allerhande telecomaanbieders en natuurlijk het internet. Blijkbaar is er toch nog behoefte aan het fysiek kunnen opzoeken van de benodigde informatie.  Mij staat nog bij dat je ‘vroeger’ – we hebben het over de jaren tachtig en negentig – 008 kon bellen als je het nummer van iemand in bijvoorbeeld Groningen nodig had, terwijl je zelf in Noord-Brabant woonde. Het  telefoonboek wordt namelijk per regio uitgegeven omdat een landelijke uitgave simpelweg te dik zou zijn.

Pagina telefoonboek Breda Pagina uit het telefoonboek van 1906 voor Breda. Bron: Delpher Koninklijke Bibliotheek, Den Haag

Een alfabetisch gesorteerde lijst met namen, adressen en nummers is natuurlijk een ideale bron voor historici. Zij zouden er een moord voor plegen om dergelijke…

View original post 835 woorden meer

Ridders op kamelen

In mijn vorige blogpost beschreef ik het bezoek van kroonprins Filips II aan Breda in september 1549. Hij was in gezelschap van de stadsheer Willem van Oranje en op de markt was hij getuige van een merkwaardig schouwspel:

‘Op het plein waar hij [Filips II] langskwam op weg naar het kasteel [van Breda], waren vele spelen ingericht waaronder een kameel bereden door zes bepantserde en gewapende kinderen met rode mutsen en ontblote zwaarden. Daarmee vochten ze tegen een verschrikkelijke reus en reuzin die dansten op het geluid van de zwaarden.’

Het was een mix van stedelijke en adellijke tradities die doorklonk in het hoogst merkwaardige tafereel. Het past dan ook heel goed in de traditie van spelen en tableaux vivants die sinds de veertiende eeuw werden opgevoerd tijdens vorstelijke bruiloften of intredes in de steden van de Nederlanden. Zo verschenen er in 1468 bij de bruiloft van Karel de Stoute en Margaretha van York (zie ook hier) een eenhoorn, een luipaard, leeuw, een olifant, een walvis en een dromedaris tijdens de feestelijkheden:

‘Voor dit banket, was een grote dromedaris gemaakt van ongeveer negen voet hoog, waarop een in goudbrokaat en zijde geklede moor zat die uit twee manden verschillende beesten en levende beschilderde vogels haalde die hij aan de dames gaf die bij het banket aanzaten.’

De hofhistoriograaf Olivier de la Marche voegt daar nog aan toe dat de dromedaris ‘zo goed gemaakt was dat het leek alsof hij leefde’. De tegenstelling tussen de dromedaris en de levende vogels, die beschilderd waren als speelgoed, wordt dus nog eens aangezet. De schrijver van dienst in 1549, Juan Cristobal Calvete de Estrella, neemt echter geen afstand van het tafereel en doet alsof het allemaal ‘echt’ is. Voor de schrijver (en de toeschouwers) was het ook niet van belang dat het kameel en de reuzen mechanische constructies waren. Ook wij weten stiekem wel dat de trucs van Hans Klok niet echt zijn, maar geloven graag in de illusie van echtheid.

schermafbeelding-2017-01-22-om-13-45-00
Olifant van Hendrik III. Uit: Matthew Paris, Chronica maiora, Corpus Christi College, Cambridge, Parker Ms. 16

Reuzen waren vertrouwde figuren in de imaginaire en literaire wereld van het hof, waarin ze overigens zeker niet altijd als slechteriken fungeren, maar vaak ook als helden. Deze reuzen kwamen echter uit de stedelijke Bredase traditie waar ze tot op de dag van vandaag een rol spelen in de lokale folklore (zie hier en hier). En exotische dieren als kamelen en dromedarissen waren zeker bekend in de vijftiende en zestiende eeuw. Leeuwen waren niet alleen een veel gebruikt heraldisch symbool maar ook een populair geschenk onder vorsten en edelen. De Engelse koning Hendrik III bezat in de dertiende eeuw al  een olifant – kadootje van de Franse koning, souvenir van de kruistocht – die een speciaal verblijf had in de Londense Tower. Maar een kameel in Breda rond 1550?

In de Romeinse tijd en de vroege middeleeuwen werden kamelen geïmporteerd uit Noord-Afrika en  gebruikt als pakdieren in Zuid-Europa. Caitlin Green toont in deze blogpost aan dat kamelen bovendien gebruikt werden om politieke tegenstanders te vernederen. Die moesten dan omgekeerd gezeten op het tweebultige dier een rondje rijden door de stad waarbij ze allerlei pesterijen en beledigingen van het toegestroomde  volk moesten ondergaan. Het was een praktijk die tot in het twaalfde-eeuwse Rome en Byzantium werd toegepast.

schermafbeelding-2017-01-22-om-13-41-53
Kamelen als last- en rijdieren. Afbeelding uit de  Tours Pentateuch (7de eeuw!), Bibliothèque Nationale de France, Ms. nouv. acq. lat. 2334 f. 69.

Wat Filips II en Willem van Oranje in 1549 precies zagen en hoe zij het tafereel interpreteerden, blijft voer voor  speculatie. In een recent boek probeert de kunsthistorica Christina Normore greep te krijgen op dit type voorstellingen, ook al beperkt zij zich tot de vijftiende eeuw. Zij legt vooral de nadruk op de (schijnbare) tegenstellingen en de manier waarop de toeschouwers ook onderdeel werden van de voorstelling. Zo staan in het Bredase tafereel de kleine kinderen (een verwijzing naar de vier heemskinderen?) tegenover reuzen die zij met gemak in bedwang houden. De ridderlijke slagkracht van de kinderen is blijkbaar genoeg om de verschrikkelijke reuzen te laten dansen. Het feestelijke dansen staat dan weer in contrast met het ‘verschrikkelijke’ karakter van de reuzen.

schermafbeelding-2017-01-25-om-00-07-19
Het ros Beiaard met de vier heemskinderen.Miniatuur uit het begin van de veertiende eeuw. Parijs, BnF, ms. fr. 766 f. 93

Ook al waren reuzen en kamelen bekend bij het publiek, het bleven natuurlijk wel vreemde figuren. Het is niet alleen de tegenstelling beschaafd/wild die hier wordt neergezet, maar ook de vertrouwde ridderlijke omgeving tegenover de relatief onbekende en exotische wereld van het kameel en de reuzen. Het blijft gissen naar de band van de stad Breda met de reuzen. De boodschap van de edelman aan de vorst was mogelijk: ‘Alles onder controle’. Filips kon rekenen op de militaire bijstand van de adel in de Nederlanden. Toen nog wel.

Heb je andere suggesties? Stuur een reactie!

Naschrift:

Ik kreeg inmiddels al diverse suggesties en doorverwijzingen (zie hier). Dank! Hierdoor kwam ik  op het spoor van de Bredase rederijkerskamers Vreugdedal en de Oranjeboom. Zij ontvingen een financiële vergoeding voor hun bijdrage ‘in de triumphe van den prince van Spaengien gedaen’ (zie hier). De kameel, de reuzen en de vier heemskinderen werden ook vaak gebruikt tijdens de jaarlijkse ommegang die ter ere van het reliek van het Heilige Kruis werd gehouden (zie hier en hier). Men putte voor het tafereel in september 1549 dus inderdaad uit de lokale traditie waarin de rederijkers een actieve rol speelden.

 

Willem van Oranje als toernooiridder

Historici raken niet uitgepraat over Willem van Oranje. Onlangs verscheen er weer een nieuw boek over de goede man waarin het beeld van de idealistische vrijheidsstrijder zou worden bijgesteld. Doorgaans staat in deze publicaties ‘Willem de staatsman’ centraal. We komen minder te weten over ‘Willem de edelman’ die zich in de hoogste kringen begaf. Voordat hij gebrouilleerd raakte met de Spaanse koning deed hij gewoon alles wat van iemand met een dergelijke status werd verwacht.

Zo bezocht (toen nog) kroonprins Filips II op 21 september 1549 Breda in het kader van zijn rondreis door de Nederlanden. Stadsheer Willem van Oranje, pas zestien jaar oud, verwelkomde de prins en zijn gevolg hartelijk. Calvete de Estrella, hoveling en geschiedschrijver van Filips II, beschrijft het bezoek als volgt:

‘Op het plein waar hij [Filips] langskwam op weg naar het kasteel [van Breda], waren vele spelen ingericht waaronder een kameel bereden door zes bepantserde en gewapende kinderen met rode mutsen en ontblote zwaarden waarmee ze tegen een verschrikkelijke reus en reuzin vochten, die dansten op het geluid van de zwaarden. Hoewel er geen triomfbogen of tekstborden waren opgesteld, werden er wel veel vuren ontstoken, zowel op het plein als in de straten.’

kasteel-van-breda
Kasteel van Breda rond 1600. Bron: klik hier

Calvete de Estrella had grote bewondering voor het kasteel van Breda dat maar liefst vijf slotgrachten telde en een arsenaal ‘met veel en zeer goede artillerie’. De schrijver zag bovendien direct de Spaanse link van de Nassaus op de kasteelmuren; hij herkende namelijk het wapenschild van doña Mencía de Mendoza, de echtgenote van Willems oom en voorganger als heer van Breda, Hendrik van Nassau. In de avond was er een groot feest op het kasteel, terwijl het vorstelijk gezelschap de volgende dag de mis bijwoonde in de Grote Kerk en het grafmonument van de Nassaus bezocht.

praalgraf Jan IV en Engelbrecht van Nassau
Praalgraaf van Jan IV en Engelbrecht I van Nassau in de Grote Kerk van Breda

De week ervoor was Filips II nog in Antwerpen waar verschillende toernooien werden georganiseerd. Ook de piepjonge Willem van Oranje deed mee aan het toernooi te voet op 14 september dat plaatsvond op de Grote Markt. Hij werd bijgestaan door een ‘padrino’, de ambassadeur van de Johanniterorde Pedro de Felices. Het ging er namelijk niet zachtzinnig aan toe. In totaal deden er 22 ridders mee, veertien Spanjaarden en acht uit de Nederlanden. Zij vochten in teams van vier of zes ridders met de piek, de lans, de werpspeer en het zwaard. Voor iedere categorie was er een prijswinnaar. Willem excelleerde blijkbaar niet want Filips van Sint Aldegonde won de prijs voor de beste zwaardvechter terwijl de overige prijzen aan Spaanse edellieden toevielen. Ook al had de kroonprins deelgenomen aan de meeste toernooien die tijdens zijn rondreis werden georganiseerd, dit keer keek hij van een veilige afstand toe samen met zijn vader Karel V en de rest van de keizerlijke familie.

beloeil evere 1549
Toernooi in het open veld bij Evere in 1549 door Jan Cornelisz. Vermeyen. Collectie Kasteel van Beloeil en IRPAKIK, Brussel

Het was bijzonder dat zowel edellieden uit de Nederlanden als van het Iberisch Schiereiland deelnamen aan die toernooien. Dat betekent dat al de Spaanse edelen hun speciale toernooi-uitrusting hadden meegenomen op de lange reis die zij hadden gemaakt in het kielzog van Filips II. En  blijkbaar konden zij zonder al te veel moeite in het strijdperk treden tegen hun Nederlandse standgenoten. Gedurende hun opvoeding hadden zij allemaal een uitgebreide militaire training gehad die in zekere zin universeel was voor de Europese adel. Het spel met de zes als ridders uitgedoste kinderen in Breda verwijst naar deze gemeenschappelijke achtergrond en was dan ook zeker herkenbaar voor de kroonprins. Die speelde al op jonge leeftijd met speelgoedridders en kende complete passages van het beroemde epos Cantar de mio Cid uit zijn hoofd.

schermafbeelding-2017-01-20-om-00-03-22
Toernooi te Antwerpen in aanwezigheid van Filips de Schone, ca. 1496. Valenciennes, Musée des Beaux Arts, O.A. 87. 19

De toernooien tijdens de reis van Filips II waren er in eerste instantie natuurlijk ter vermaak, niet alleen van de hovelingen maar ook van de stadsbewoners die in groten getale kwamen kijken naar hun toekomstige vorst. Tegelijkertijd moesten de toernooien de integratie van de adel uit het immense Habsburgse Rijk bevorderen. Filips II had net voor de reis naar de Nederlanden een compleet nieuwe hofhouding gekregen. En in die hofhouding moesten edelen van verschillende komaf intensief met elkaar samenwerken, net als in het leger. Juist  een toernooi, waar men niet alleen tegen maar ook met elkaar vocht, kon de teambuilding onder de adel versterken. En tijdens de afterparties, kreeg de verbroedering nog een extra impuls door samen te drinken en te dansen. Dit samenzijn leidde er echter niet toe dat Willem van Oranje of zijn adellijke leeftijdsgenoten in het huwelijk traden met Spaanse schonen. Daarvoor was de sociale, culturele en geografische kloof net iets te groot.

Van de Magna Carta tot de Opstand in de Nederlanden

Het nieuwe jaar 2015 nodigt direct uit tot terugblikken. Nee, niet op 2014 maar op andere jaren waarin ‘15’ voorkomt of, vooruit, ‘65’. Als we voor het gemak 1915, 1815 etc. even overslaan, kunnen we snel door naar 1215, het jaar van de Magna Carta. In Engeland maakt men zich op voor nogal wat festiviteiten rondom de herdenking van wat de British Library one of the world’s most celebrated documents noemt.

Magna Carta. British Library, Additional MS 46144.
Magna Carta. British Library, Additional MS 46144.

Het is op 15 juni dit jaar namelijk precies 800 jaar geleden dat koning Jan zonder Land een ‘Groot Privilege’  (Great Charter, Magna Carta) uitvaardigde waarin hij beloofde om voortaan rekening te houden met de rechten van zijn belangrijkste politieke tegenspelers: de baronnen, oftewel de crème de la crème van de Engelse adel en zijn belangrijkste leenmannen. Niet geheel verwonderlijk gaat het in de 63 artikelen van het charter dan ook vooral om waarborgen tegen de schendingen van het leenrecht die de koning in de jaren daarvoor blijkbaar voortdurend had begaan. Bovendien werd afgesproken dat – afgezien van bepaalde gevallen – de koning alleen met instemming van de koninklijke raad (waarin de baronnen natuurlijk goed vertegenwoordigd waren) nieuwe belastingen kon heffen. Een paar eeuwen later borduurden kolonisten in Amerika hierop voort: No taxation without representation! Het belang van de Magna Carta schuilt er vooral in dat de (machtigste) onderdanen voor het eerst een geschreven en door de koning bezegeld document in handen kregen waarmee (in theorie) de willekeur van de vorst beteugeld kon worden.

Zegel van koning Jan zonder Land. British Library, Additional MS 46144.
Zegel van koning Jan zonder Land. British Library, Additional MS 46144.

Magna Carta is – at first sight – a disappointing document, zo werd zuinigjes opgemerkt in een boek over de belangrijkste historische documenten van Groot Brittannië. Inderdaad, geen mooie plaatjes, geen doodles , nee zelfs geen fraai geïllustreerde hoofdletter waarmee het document aanvangt. Alleen het (beschadigde) zegel van koning Jan op zijn troon zorgt voor nog wat vertier voor het oog. Maar toch. Toen de British Library in oktober een loterij uitschreef om het Magna Carta Unification Event in Londen bij te wonen, was ik er als de kippen bij. Op 3 februari kunnen zo’n 1.200 mensen de vier bewaard gebleven exemplaren van de Magna Carta eenmalig naast elkaar bewonderen. Een vijfde exemplaar, een kopie uit 1297, is in handen van een rijke Amerikaan en kan helaas niet worden overgevlogen.

Daar wilde ik bij zijn!

Helaas, ik behoor niet tot de 1.200 uitverkorenen. Als ik de documenten wil zien, moet ik toch nog naar de kathedralen van Salisbury en van Lincoln afreizen waar speciale tentoonstellingen rond de documenten worden ingericht. Nou ja, niet getreurd. De twee exemplaren in de British Library heb ik toch al eens gezien: ze worden permanent in de prachtige expositieruimte aldaar getoond.

Blijde Inkomst. Brussel, Algemeen Rijksarchief, A.R.A., Charters van Brabant, nr. 900. Bron: http://www.dbnl.org/tekst/_bli002blij01_01/_bli002blij01_01_0001.php
Blijde Inkomst. Brussel, Algemeen Rijksarchief, A.R.A., Charters van Brabant, nr. 900. Bron: http://www.dbnl.org/tekst/_bli002blij01_01/_bli002blij01_01_0001.php

Het document uit de geschiedenis van de Nederlanden dat nog het dichtst in de buurt komt van de Magna Carta, is wellicht de Blijde Inkomst. Het is eveneens een ‘groot charter’, een privilege dat Brabant op 3 januari 1356 kreeg van zijn hertogelijk paar. De toekenning had te maken met de bijzondere politieke situatie van dat moment. Nog geen maand daarvoor was hertog Jan III overleden zonder een mannelijke troonopvolger achter te laten. De steden waren alleen bereid om zijn dochter en erfgename Johanna en haar man (en voogd) Wenceslas van Luxemburg in te huldigen, als het nieuwe vorstenkoppel de privileges van de steden wilde erkennen en beschermen. Bovendien stelden zij aanvullende voorwaarden ten aanzien van bestuur en rechtspraak en drongen zij aan op de handhaving van de territoriale integriteit van het hertogdom. Dit alles werd verwoord in de 35 artikelen van de Blijde Inkomst waarvan sommige teruggingen op oudere privileges.

Willem van Oranje in 1554. Bron: http://historiek.net/standbeeld-willem-van-oranje-onthuld-in-breda/43336/
Willem van Oranje in 1554. Bron: http://historiek.net/standbeeld-willem-van-oranje-onthuld-in-breda/43336/

Het vastleggen van regels waaraan een vorst zich moet houden in dergelijke plechtige documenten is één ding. Maar hoe zorg je ervoor dat de heerser zich ook aan deze regels houdt? Door allerhande conflicten belandde zowel de Magna Carta als de Blijde Inkomst al na een paar maanden bij het oud papier. Toch zou Willem van Oranje, immers heer van Breda, zich op zijn positie als Brabants edelman beroepen om tijdens de beginjaren van de Opstand met de Blijde Inkomst in de hand zijn verzet tegen Filips II te legitimeren.

Het duurt nog te lang om pas in 2056 dit belangrijke document te gedenken. Misschien is het in 2016 al tijd voor een feestje?

Man en paard

Middeleeuwse vorsten, stadsbesturen, kloosters, edelen en kooplieden hielden allemaal hun administratie goed bij. Zij wilden graag een overzicht hebben van hun financiële staat: hoeveel geld kwam er binnen, en, misschien nog wel belangrijker, hoeveel geld verliet de schatkist. Het is precies daarom dat er zoveel middeleeuwse rekeningen bewaard zijn gebleven. De verantwoordelijke klerken en rentmeesters gaven exact aan waar het geld vandaan kwam of naartoe ging.

Iedere onderzoeker vindt daarom wel iets van zijn gading in middeleeuwse rekeningen, van hardcore economisch historici geïnteresseerd in loon- en prijsontwikkelingen tot meer cultureel geïnteresseerde wetenschappers. Ook historici die zich bezig houden met de middeleeuwse adel kunnen niet om rekeningen heen. Daarbij gaat het soms om kleine alledaagse gebeurtenissen. Zo vond ik onlangs in een rekening van de Brabantse hertog Antoon van Bourgondië (1384-1415) de volgende vermelding:

Item, in den jair 1400 ende thiene doen mijn joncheere ontboden was ten doepsel ende kerstenheide mijns jongen heeren van Brabant zeliger gedinckenissen te Bruessel, staerf Janne van Wilstrop in der voirs. stat van Bruessel … een swert peert af ten prise van 43 cronen die hem mijn joncheere gegeven ende betaelt heeft (…).

 

Afbeelding

Met ‘mijn joncheere’ wordt bedoeld jonker Engelbrecht van Nassau (†1442), heer van Breda en een verre voorvader van Willem van Oranje. In 1404 had hij de prestigieuze heerlijkheid Breda verworven via zijn huwelijk met Johanna van Polanen (zie ook dit bericht). Hij werd al snel een belangrijke raadsheer en vertrouweling van hertog Antoon. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de hertog zijn trouwe vazal uitnodigde voor de doop van zijn zoon Willem (de ‘jonge heer van Brabant’) in juli 1410 die overigens kort daarna stierf. Deze rekeningpost is het enige bewijs van de aanwezigheid van Engelbrecht bij deze heugelijke gebeurtenis. Toch weten we dit alleen dankzij het feit dat er onvoorziene kosten werden gemaakt.

De doop van een vorstenzoon was in de late middeleeuwen een evenement van betekenis en dat moest uitgebreid gevierd worden. Het vorstelijk paar ging met alle hoge gasten – graaf Willem VI van Holland en Zeeland was ook aanwezig – de leden van de hofhouding in vol ornaat en in een lange stoet van het hertogelijk paleis op de Koudenberg naar de Sint-Goedelekerk waar de doop plaatsvond.

Maar voor niets gaat de zon op. Blijkbaar was er tijdens het verblijf in Brussel een zwart paard van een dienaar van Engelbrecht gestorven. Engelbrecht had zijn dienaar het paard vergoed maar legde de rekening nu neer bij zijn rouwende meester. Ook de trouw en de dienstbaarheid van een vazal had zijn financiële grenzen. Later zouden de Nassaus een indrukwekkend stadspaleis bouwen in Brussel met subsidie van het stadsbestuur. Op en neer reizen naar Breda was toen niet meer nodig.

Praalgraaf van Jan IV en Engelbrecht I van Nassau in de Grote Kerk van Breda
Praalgraaf van Jan IV en Engelbrecht I van Nassau in de Grote Kerk van Breda