Ridders op kamelen

In mijn vorige blogpost beschreef ik het bezoek van kroonprins Filips II aan Breda in september 1549. Hij was in gezelschap van de stadsheer Willem van Oranje en op de markt was hij getuige van een merkwaardig schouwspel:

‘Op het plein waar hij [Filips II] langskwam op weg naar het kasteel [van Breda], waren vele spelen ingericht waaronder een kameel bereden door zes bepantserde en gewapende kinderen met rode mutsen en ontblote zwaarden. Daarmee vochten ze tegen een verschrikkelijke reus en reuzin die dansten op het geluid van de zwaarden.’

Het was een mix van stedelijke en adellijke tradities die doorklonk in het hoogst merkwaardige tafereel. Het past dan ook heel goed in de traditie van spelen en tableaux vivants die sinds de veertiende eeuw werden opgevoerd tijdens vorstelijke bruiloften of intredes in de steden van de Nederlanden. Zo verschenen er in 1468 bij de bruiloft van Karel de Stoute en Margaretha van York (zie ook hier) een eenhoorn, een luipaard, leeuw, een olifant, een walvis en een dromedaris tijdens de feestelijkheden:

‘Voor dit banket, was een grote dromedaris gemaakt van ongeveer negen voet hoog, waarop een in goudbrokaat en zijde geklede moor zat die uit twee manden verschillende beesten en levende beschilderde vogels haalde die hij aan de dames gaf die bij het banket aanzaten.’

De hofhistoriograaf Olivier de la Marche voegt daar nog aan toe dat de dromedaris ‘zo goed gemaakt was dat het leek alsof hij leefde’. De tegenstelling tussen de dromedaris en de levende vogels, die beschilderd waren als speelgoed, wordt dus nog eens aangezet. De schrijver van dienst in 1549, Juan Cristobal Calvete de Estrella, neemt echter geen afstand van het tafereel en doet alsof het allemaal ‘echt’ is. Voor de schrijver (en de toeschouwers) was het ook niet van belang dat het kameel en de reuzen mechanische constructies waren. Ook wij weten stiekem wel dat de trucs van Hans Klok niet echt zijn, maar geloven graag in de illusie van echtheid.

schermafbeelding-2017-01-22-om-13-45-00
Olifant van Hendrik III. Uit: Matthew Paris, Chronica maiora, Corpus Christi College, Cambridge, Parker Ms. 16

Reuzen waren vertrouwde figuren in de imaginaire en literaire wereld van het hof, waarin ze overigens zeker niet altijd als slechteriken fungeren, maar vaak ook als helden. Deze reuzen kwamen echter uit de stedelijke Bredase traditie waar ze tot op de dag van vandaag een rol spelen in de lokale folklore (zie hier en hier). En exotische dieren als kamelen en dromedarissen waren zeker bekend in de vijftiende en zestiende eeuw. Leeuwen waren niet alleen een veel gebruikt heraldisch symbool maar ook een populair geschenk onder vorsten en edelen. De Engelse koning Hendrik III bezat in de dertiende eeuw al  een olifant – kadootje van de Franse koning, souvenir van de kruistocht – die een speciaal verblijf had in de Londense Tower. Maar een kameel in Breda rond 1550?

In de Romeinse tijd en de vroege middeleeuwen werden kamelen geïmporteerd uit Noord-Afrika en  gebruikt als pakdieren in Zuid-Europa. Caitlin Green toont in deze blogpost aan dat kamelen bovendien gebruikt werden om politieke tegenstanders te vernederen. Die moesten dan omgekeerd gezeten op het tweebultige dier een rondje rijden door de stad waarbij ze allerlei pesterijen en beledigingen van het toegestroomde  volk moesten ondergaan. Het was een praktijk die tot in het twaalfde-eeuwse Rome en Byzantium werd toegepast.

schermafbeelding-2017-01-22-om-13-41-53
Kamelen als last- en rijdieren. Afbeelding uit de  Tours Pentateuch (7de eeuw!), Bibliothèque Nationale de France, Ms. nouv. acq. lat. 2334 f. 69.

Wat Filips II en Willem van Oranje in 1549 precies zagen en hoe zij het tafereel interpreteerden, blijft voer voor  speculatie. In een recent boek probeert de kunsthistorica Christina Normore greep te krijgen op dit type voorstellingen, ook al beperkt zij zich tot de vijftiende eeuw. Zij legt vooral de nadruk op de (schijnbare) tegenstellingen en de manier waarop de toeschouwers ook onderdeel werden van de voorstelling. Zo staan in het Bredase tafereel de kleine kinderen (een verwijzing naar de vier heemskinderen?) tegenover reuzen die zij met gemak in bedwang houden. De ridderlijke slagkracht van de kinderen is blijkbaar genoeg om de verschrikkelijke reuzen te laten dansen. Het feestelijke dansen staat dan weer in contrast met het ‘verschrikkelijke’ karakter van de reuzen.

schermafbeelding-2017-01-25-om-00-07-19
Het ros Beiaard met de vier heemskinderen.Miniatuur uit het begin van de veertiende eeuw. Parijs, BnF, ms. fr. 766 f. 93

Ook al waren reuzen en kamelen bekend bij het publiek, het bleven natuurlijk wel vreemde figuren. Het is niet alleen de tegenstelling beschaafd/wild die hier wordt neergezet, maar ook de vertrouwde ridderlijke omgeving tegenover de relatief onbekende en exotische wereld van het kameel en de reuzen. Het blijft gissen naar de band van de stad Breda met de reuzen. De boodschap van de edelman aan de vorst was mogelijk: ‘Alles onder controle’. Filips kon rekenen op de militaire bijstand van de adel in de Nederlanden. Toen nog wel.

Heb je andere suggesties? Stuur een reactie!

Naschrift:

Ik kreeg inmiddels al diverse suggesties en doorverwijzingen (zie hier). Dank! Hierdoor kwam ik  op het spoor van de Bredase rederijkerskamers Vreugdedal en de Oranjeboom. Zij ontvingen een financiële vergoeding voor hun bijdrage ‘in de triumphe van den prince van Spaengien gedaen’ (zie hier). De kameel, de reuzen en de vier heemskinderen werden ook vaak gebruikt tijdens de jaarlijkse ommegang die ter ere van het reliek van het Heilige Kruis werd gehouden (zie hier en hier). Men putte voor het tafereel in september 1549 dus inderdaad uit de lokale traditie waarin de rederijkers een actieve rol speelden.

 

8 gedachten over “Ridders op kamelen”

  1. Dankje, Mario, leuk en interessant als steeds !
    De dieren bij de bruiloft in 1467 waren kennelijk gefabriceerde, maar dat Olivier de la Marche kon zeggen dat ze zo echt leken was ook omdat hij die zeker regelmatig kon zien. Echte exotische dieren waren in de laat middeleeuwse Nederlanden inderdaad bekender dan we soms denken. Ze werden, zoals je ook schrijft, als cadeaux gegeven en ze werden ook gehouden en als spektakel getoond. In mei 1467, dus een jaar voor de bruiloft in Damme, werd een levende leeuw (“un lyon vif”) aan hertog Filips de Goede aangeboden, aan hem gezonden door de aartshertog van Keulen; de maand daarop wordt het beest naar Gent gebracht (Lille, ADN, B 2064, f. 140r & 174r). In 1472 en in 1477 werd een zekere “Floris de Bellemarin” betaald als opzichter van de kamelen en dromedarissen in het hertogelijk park in Le Quesnoy, in Henegouwen. (“garde des cameulz et dromadaires que monseigneur fait garder et entretenir ou parcq de son hôtel en sa ville du Quesnoy” (Lille, ADN, B 2087); “garde du dromadaire que mademoiselle la ducesse de Bourgoingne fait garder et entretenir ou parc de son hostel du Quesnoy” (Lille, ADN, B 2114)). Inderdaad was het dus eerder normaal dan uitzonderlijk om niet alleen geconstrueerde exoten, maar ook de echte onder ogen te krijgen.

  2. Leuk stuk Mario! Reuzen spelen vandaag de dag ook nog een rol in de Henegouwse folklore. De processie met de reus van Douai heeft het zelfs geschopt tot UNESCO wereld erfgoed, Ik meen dat deze reus te traceren is tot 1530. In La Belle Hélène de Constantinople (chanson de geste voor Filips de Goede door De Wauquelin) is er ook een rol weggelegd voor de reuzen uit deze regio. Reuzen zijn dus zeker geen onbekenden in de middeleeuwse steden en aan de middeleeuwse hoven. Een gedachte over de oorsprong van dit gebruik: Mij doet het rondsjouwen met reuzenbeelden sterk denken aan de processies met heiligen beelden.

  3. Weer een leuk thema! Ik bezocht ooit het Maison des Geants in het Henegouwse Ath, dat helemaal is gewijd aan het verschijnsel stadsreuzen (en hun soortgenoten). De Belgische en Noordfranse reuzen zijn intussen ook Unesco-erfgoed geworden. Deze wikipagina zet alles uitgebreid op een rij:

    https://fr.wikipedia.org/wiki/G%C3%A9ants_de_processions_et_de_cort%C3%A8ges

    Hoewel er vanaf de 13de eeuw (beperkt) meldingen zijn, lijken de reuzen in de NL’en toch vooral een verschijnsel van de uitgaande 15de eeuw en het begin van de 16de eeuw te zijn. Ik vermoed dat daarbij oorspronkelijke bedoelingen zijn ingewisseld voor nieuwere, complexere motieven. Naast religieuze symboliek speelden reuzen een rol bij de verbeelding van en kritiek op maatschappelijke en politieke verhoudingen. Het ‘speelveld’ zal daarbij aanvankelijk stedelijk of interstedelijk zijn geweest. De centralisatie van de macht in de Lage Landen kan hebben bijgedragen aan de verspreiding van de reuzen als cultureel fenomeen. De uiteindelijke hegemonie van de Bourgondische en Habsburgse vorsten hebben deze rituelen op een nog hoger podium getild. Positief uitgelegd: er was letterlijk een hoog geëerd publiek. Negatief bekeken: men had geen andere spreekbuis voor kritiek en parodie. Ik schat in dat daarom rond 1500 de reuzen zo succesvol werden: Het Habsburgs bestuur zorgde niet alleen voor een uniforme bureaucratie en cultuur, maar ook voor een uniforme reactie hierop. Die reactie was dan vooral een oprisping van stedelijke trots (‘wij zijn hier anders hoor!’), maar in een uitwisselbare beeldtaal (Weer een reus of een draak).

    Naar mijn weten had Breda geen echt middeleeuwse reuzentraditie, maar is die pas ontstaan in de Habsburgse periode. Het lijkt me interessant te onderzoeken of de ommegangen in adellijke residentiesteden er anders aan toegingen, dan in steden met een (volledig) eigen bestuur. De Bredase Heemskinderen en Reus voerden hun stukje niet alleen op voor Philips II, maar ook voor hun eigen heer. Ik kan me voorstellen dat de boodschappen implicieter waren, dan we nu nog kunnen achterhalen via een Spaanse verslaggever.

    Ik lees in een artikel in het Bredase heemkundeblad Oranjeboom dat Mencia de Mendoza niet zo’n zin had in die kolder: http://www.deoranjeboom.nl/wp-content/uploads/2015/02/Jb-51-1998-03.pdf

    De vraag die opborrelt: waarom zijn de reuzen en draken in de Nederlanden vooral (of alleen?) een fenomeen in de zuidelijke regio’s? Een googleronde leert dat in Hollandse steden of de rijke IJsselsteden geen reuzentraditie bestond of blijkbaar niet voldoende is doorgezet. De Henegouwse roots van de Hollandse graven heeft in ieder geval geen invloed gehad. Wellicht speelt een rol dat de noordelijke steden kleiner waren en minder maatschappelijke polarisatie kenden. Daarnaast was de verhouding tussen steden en landsheren gelijkwaardiger. Vergeleken met de Zuidelijke Nederlanden was er in ieder geval minder escalatie. Tot slot hebben de Habsburgers niet lang genoeg over de Noordelijke Nederlanden geregeerd om het reuzenfenoneem te laten infiltreren.

    Een vergelijking met de Palio van Siena dringt zich op. Gedurende de middeleeuwen werd er in Siena duchtig gestoeid met stieren en ezels en werden er ook paardenraces gehouden, maar de huidige Palio (paardenrace op het Campo) kreeg pas vorm rond 1650. Ondanks de middeleeuwse parafernalia is het te beschouwen als een verlate uiting van stedelijk zelfbewustzijn, want Siena was al lang opgegaan in het Hertogdom Toscane, dat feitelijk een soort Habsburgs (!) protectoraat was geworden.

    1. Dank voor je uitgebreide commentaar. Het verband tussen centralisatie en reuzen zou ik echter zelf niet zo snel leggen…. Ik denk dat de reuzen voortkomen uit zeer oude lokale tradities (en her en der nog steeds bestaan) en dat niet zozeer een reactie is op een vermeend centralisatiestreven.

Vragen, opmerkingen, reacties, suggesties....

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s