Een whodunnit uit 1453: wie schoot Jacques de Lalaing dood?

De Henegouwse ridder Jacques de Lalaing (1421-1453) leidde een kort en turbulent leven. Hieraan kwam een plotseling einde door een gericht schot tijdens de belegering van het kasteel Poeke, zo’n 20 kilometer ten westen van Gent. Wat deed Jacques daar precies en wie loste eigenlijk dat dodelijke schot? De kronieken die zijn overlijden beschrijven en de miniaturen die dat in beeld brengen, stemmen niet met elkaar overeen.

Geboren als oudste zoon van Willem en Jeanne de Créquy op het kasteel van Lallaing, vlakbij Douai, kreeg Jacques een opvoeding aan het hof van de Bourgondische hertog Filips de Goede (1396-1467). Die had in de jaren 1427-1433 de graafschappen Holland, Zeeland en Henegouwen aan zijn bezittingen in de Nederlanden toegevoegd. Jacques vervulde in diens naam in de jaren veertig en begin jaren vijftig talloze diplomatieke missies die hem naar Frankrijk, het Iberisch Schiereiland, Schotland, Engeland, Sicilië en de paus in Rome brachten. Hij was daarmee een belangrijke pion op het Europese politieke schaakbord waarop Filips de Goede graag speelde. Daarnaast was Jacques een schier onverslaanbare toernooiridder die zijn dapperheid, kracht en behendigheid vertoonde in Gent, Brugge, Brussel, Nancy, Chalon-sur-Saône, Valladolid en Stirling.

Jacques de Lalaing strijdt met open vizier en hellebaard tegen Diego de Diego de Guzmán in Valladolid op 3 februari 1448. Livre des faits de messire Jacques de Lalaing, Paris, BnF, MS fr. 16830, fol. 81v.

Deelname aan toernooien diende toen nog steeds als een effectieve training voor het echte werk op het slagveld. Jacques was dan ook actief als kapitein in het Bourgondische leger. Zo speelde hij een cruciale rol in het geschil dat Filips de Goede had met de stad Gent over het heffen van een nieuwe zoutbelasting. Dit conflict liep in de winter van 1451-52 uit op een regelrechte oorlog. Filips de Goede moest tot het uiterste gaan om de grootste stad in zijn gebieden op de knieën te krijgen. Hij vroeg nieuwe beden aan de onderdanen van al zijn gewesten buiten Vlaanderen om huurlingen te kunnen betalen die zij aan zij met zijn adellijke leenmannen gedurende twee jaar vochten tegen de Gentenaars en hun aanhangers.

De Gentenaars waren erin geslaagd om een versterkte ring rond de stad op te bouwen om het Bourgondische leger op een afstandje te houden. Het kasteel van Poeke was hierin een cruciale schakel. Begin juli had de hertog het beleg geslagen voor het kasteel van waaruit de Gentenaars diverse raids hadden uitgevoerd. Op 3 juli 1453 maakte Jacques een rondje langs de opgestelde artillerie. Hij moest eigenlijk rusten want hij was gewond aan zijn been. Maar hij kon het niet laten en wilde graag aanschouwen hoe een bombarde, een groot kanon, werd klaargemaakt om de muren van het kasteel aan gort te schieten. Hij was daar niet alleen maar werd vergezeld door andere hoge heren uit het Bourgondische leger, althans volgens zijn levensbeschrijving in het Livre des faits de Jacques de Lalaing, opgesteld ongeveer twintig jaar na zijn dood door een ooggetuige:

De heer van Ravenstein [Adolf van Kleef], [Anton] de bastaard van Bourgondië en heer Jacques de Lalaing aanschouwden hoe het bombarde de muren van het kasteel van Poeke aan het teisteren was. Ze dachten alledrie dat ze goed beschermd waren tegen het vijandige artillerievuur. Maar heer Jacques stond in feite buiten het mantelet (houten scherm) van het kanon achter een van de schilden. En precies op dat moment had een artillerist zijn vogelaar (klein kanon ) geladen. Hij stak het kruit aan en de kogel raakte het schild waarachter heer Jacques de Lalaing stond. Een stuk hout van de voorkant van het schild raakt hem zo hard boven het rechteroor dat een deel van zijn hoofd en hersenen werden afgerukt. Hij viel achterover op de grond zonder nog een voet of been te bewegen. (….) Toen het nieuws van Lalaings dood hertog Filips de Goede bereikte, weende hij grote, bittere tranen en hij was zo diep geraakt dat hij geen woord kon uitbrengen.

Essentieel in deze beschrijving (vrij vertaald uit het middelfrans) is dat Lalaing niet rechtstreeks door de kogel werd getroffen – zoals veel historici vermelden – maar door het rondvliegende houtwerk van het schild. Ook de schilders van de miniaturen die in de verschillende handschriften van het Livre des faits werden aangebracht, hadden duidelijk moeite met het weergeven van deze scene, zoals recent door Hanno Wijsman is betoogd. In het oudste overgeleverde handschrift (ca. 1480, zie hieronder) zijn er helemaal geen mantelets te zien en wordt Lalaing – goed te herkennen aan zijn burgerkledij – direct in het linkeroog (!) getroffen door een schutter met een handwapen.

Jacques de Lalaing getooid in een blauwe mantel (hij had immers geen dienst) wordt tijdens het beleg van Poeke geraakt door een kogel in het linkeroog. Livre des faits de messire Jacques de Lalaing, Paris, BnF, MS fr. 16830, fol. 202r.

In een latere versie van het Livre des faits (ca. 1530) wordt meer recht gedaan aan de beschrijving. We zien hier duidelijk het mantelet ook al ontbreken de houten schilden. De kanonskogel afgevuurd vanuit de kasteeltoren gaat richting het mantelet en Lalaing, getooid met een fraaie zwarte gepluimde hoed, lijkt nog even over zijn schouder te willen kijken; als hij dat had gedaan, dan had hij misschien nog net even kunnen bukken…

Lalaing, getooid met zwarte hoed, inspecteert niets vermoedend het bombarde. De afgevuurde kogel beweegt zich al in zijn richting. Los Angeles Getty Musuem, MS 114 (ca. 1530) fol. 183v.

Lalaing was een van de vele dodelijke slachtoffers tijdens de Gentse oorlog. Omdat hij al door zijn tijdgenoten als een van de beste ridders van zijn tijd werd gezien, beschouwen veel historici zijn dood als een symbolische gebeurtenis die het einde van de rol van de ridderschap op het slagveld inluidde:

Hoe gering van uitwerking ook nog, reeds kondigde het kanon de toekomstige veranderingen van den oorlog aan. Het was als een ironische symboliek, dat het puik der dolende ridders ‘à la mode de Bourgogne’, Jacques de Lalaing, gedood werd door een kanonschot.

Aldus Nederlands beroemdste historicus Johan Huizinga in zijn Herfsttij der middeleeuwen uit 1919. De dood van Lalaing paste perfect in zijn these. Immers, de fine fleur van de ridderschap mocht dan wel zijn prachtigste kleuren tonen, in feite was het in de vijftiende eeuw gedaan met de vechtende klasse. De komst van het kanon speelde hierin een cruciale rol, althans volgens Huizinga. Nog steeds wordt deze zienswijze herhaald in talloze werken, laatst nog in het bekende boek van Bart van Loo.

Sinds de jaren tachtig hebben historici echter duidelijk gemaakt dat het nog lang niet gedaan was met de ridders te paard. Die bleven in de oorlogsvoering tot zeker in de late zestiende eeuw van belang. Bovendien waren vuurwapens geen nieuw verschijnsel op de slagvelden van de vijftiende eeuw. Al sinds het begin van de veertiende eeuw gebruikte men in Europa vuurwapens van verschillende grootte, en ja ook edelen konden die hanteren. Op zijn graftombe laat Jacques zijn voeten zelfs rusten op een vogelaar, een teken dat zijn ouders zich hadden verzoend met het tragische lot van hun zoon.

Tekening van de graftombe van Jacques de Lalaing. Épitaphes recueillies dans les églises des Flandres et de l’Artois, Besançon, Bibliothèque municipale, MS Chiflet 64, fol. 104r.

Achter Huizinga’s these en de grote verhalen over de veranderende oorlogsvoering in de late middeleeuwen, is het zicht op Lalaings vroegtijdige dood een beetje verloren gegaan. Hoe stierf hij eigenlijk precies en wie loste het dodelijke schot? In de Kroniek van Vlaanderen krijgen we een iets andere lezing dan in het bovengenoemde Livre des faits. Ook hierin wordt de inspectie van het kanon (busse) genoemd maar het voegt daaraan toe dat ook de kroonprins Karel, de latere Karel de Stoute (1433-1477), hierbij aanwezig was. Het geeft Lalaing nog meer status en verhoogt de dramatiek; voor hetzelfde geld had Filips de Goede zijn zoon verloren. Zijn geliefde bastaardzoon Cornelis was een jaar eerder al gestorven tijdens de slag bij het Vlaamse Bazel. De heren stonden niet achter het mantelet, maar gevieren achter het schild (targien). De reden dat Jacques geraakt werd en de anderen niet, was eenvoudig: hij was net wat langer dan de anderen waardoor zijn hoofd boven de houten verdedigingsconstructie uitstak!

Mer Jacop was langhere dan d’andere waren, soe dat hy meer dan de heelft van den hoofde bloet hadde staende boven der targien, dat siende een van den casteelle te Pouke, steelde eenen vogheleere ende schoet den voernoemden Mer Jacoppe den cop van den hooefde aff, soe dat sijn herssenen uut vielen, ende bleef terstont doot, van denwelken de prinche [Filips de Goede] ende alle sijn heeren zeere rouwich ende druckich waren, want het was een schoen jonc riddere gheweest, vrome ende stout in orloghen, ende hadde binnen sijnder tijdt veele schoender feiten van wapenen ghedaen.

In deze kroniek is de beschrijving van het hersenletsel waaraan Lalaing overleed nog net iets plastischer dan in het Livre des faits, maar de identiteit van degene die het schot loste blijft nog onduidelijk. Die wordt pas onthuld in een latere zestiende-eeuwse Vlaamse kroniek. Hierin staat opgetekend dat het verwoestende schot niet alleen Lalaing maar ook nog vijf anderen doodde, én dat het werd gelost door blende Heyndricx zuene, noch een zeer jonck knecht zijnde. Oftewel: de zoon van blinde Hendrik die nog een zeer jonge soldaat was. Ook hier wordt vermeld dat Filips de Goede zeer bedroefd was en menigen heeten traen liet. Maar zijn wraak was zoet: toen hij het kasteel uiteindelijk veroverde liet hij alle 87 aanwezigen ophangen, inclusief de kapitein van het stel, Laurens Goethals, en het kasteel met de grond gelijkmaken. Dit was niet ongebruikelijk en in overeenstemming met het geldende oorlogsrecht. De zoon van blinde Hendrik liet de hertog echter in leven. Volgens de kroniek was dat omdat hij niet alleen jong maar ook niet helemaal bij zijn verstand (onnosele) was. Uiteindelijk wist de jongen zelfs te ontsnappen naar Gent.

Hoe geloofwaardig is dit verhaal nu? Was het bedoeld om Lalaing lang na zijn overlijden iets van zijn heldenstatus te ontnemen door te stellen dat een jonge onbezonnen knul het schot had gelost? Dat is goed mogelijk ook al lijkt er toch iets van waarheid in het verhaal te zitten. Zo vermeldt hofchroniqueur Olivier de la Marche in zijn versie van de gebeurtenissen dat inderdaad iedereen in het kasteel werd opgehangen, ‘zonder losgeld, pardon of enige compassie’, behalve dan een ‘gek, twee of drie kinderen en enkele geestelijken.’ Een andere auteur zegt hierop aanhakend dat de man die het schot loste wellicht een priester was. En een laatste laat noteren dat in ieder geval de vrouwen werden vrijgelaten. Het is dus een mix van al deze versies, opgetekend vele jaren na de slag om Poeke, die we later terugzien.

Zo levert de dood van Lalaing verschillende versies op in woord en beeld waarbij de partijdigheid van de auteurs (voor of tegen de hertog) soms duidelijk naar voren komt. Voldoende voer voor historici om nog even over deze befaamde ridder door te praten!

Verder lezen?

Elizabeth Morrison ed., A Knight for the Ages: Jacques de Lalaing and the Art of Chivalry (Los Angeles, 2018).

Hanno Wijsman, ‘Jacques van Lalaing, de laatste ridder’, in Yolande van Lalaing (1422–1497), kasteelvrouwe van Brederode, Jaarboek van de kastelenstichting Holland en Zeeland (Haarlem, 2009), 169–82.

Jelle Haemers, De Gentse opstand (1449–1453). De strijd tussen rivaliserende netwerken om het stedelijke kapitaal, Standen en landen, 105 (Kortrijk/Heule, 2004).

Rosalind Brown-Grant en Mario Damen, A Chivalric Life: The Book of the Deeds of Messire Jacques de Lalaing (Woodbridge 2022).

Max Verstappen als toernooiridder

Max Verstappen heeft zich dit jaar laten gelden bij de Formule 1, het kan u niet ontgaan zijn. Hij werd derde in het eindklassement en won diverse wedstrijden. De laatste keer was op 17 november toen hij de beste was op de Grand Prix van Brazilië, verreden in São Paolo. Met grote overmacht versloeg hij daar de naaste

Max Verstappen. Copyright: Verstappen.nl

concurrentie. In dit filmpje is goed te zien dat niet alleen een uitstekende rijvaardigheid maar ook een goede technische ondersteuning hierbij een cruciale rol speelden (let vooral op de pitstop). Persoonlijke kwaliteiten en teamwork waren ook essentieel voor een middeleeuwse toernooiridder. Maar er zijn wel meer parallellen te trekken tussen de Formule I en het middeleeuwse toernooi.

De hertog van Anhalt tijdens een mêlée toernooi. De dames becommentariëren de prestaties van de ridders. Universiteitsbibliotheek Heidelberg, Manesse-codex f. 17r.

Het middeleeuwse toernooi wordt vaak beschouwd als de sport waarmee de adel zich kon onderscheiden van de rest van de bevolking. Immers, niet iedereen kon zich een complete wapenuitrusting en een strijdros veroorloven, laat staan met grote snelheid te paard de lans of het zwaard hanteren. Het was een manier om aan iedereen te tonen dat je adellijk leefde en behoorde tot de groep die de lakens uitdeelde.  Elitesporten zijn van alle tijden en in de twintigste eeuw golden golf, tennis, hockey en cricket lange tijd als bezigheden die je alleen beoefende als je in een bepaalde inkomenscategorie zat. Op de lange termijn waren dit echter zogenoemde dalende cultuurgoederen: precies deze sporten zijn tegenwoordig populair onder grote lagen van de bevolking.  Zelfs een typisch standsgevoelige ‘sport’ als het beoefenen van jacht  is niet meer voorbehouden aan de elite, uitzonderingen daargelaten. Want de Nederlandse staat sluit nog steeds gedurende de drie maanden voor kerstmis een groot deel van Kroondomein het Loo af voor al het publiek zodat Willem-Alexander, als officieel beheerder van het bosrijke gebied, er naar hartenlust met zijn vrinden kan jagen.

In tegenstelling tot de jacht wordt het toernooi tegenwoordig niet meer beoefend, behalve dan door re-enacters of leden van de H.E.M.A., niet het zieltogende warenhuis maar de bond voor Historical European Martial Arts. Het was simpelweg een te ingewikkelde, te gevaarlijke en te dure sport om ‘in te dalen’ bij de gewone bevolking. Als ik dan toch een sport moet aanwijzen die het meeste overeenkomt met het middeleeuwse toernooi, dan is dat de Formule 1. Daarvoor zijn verschillende redenen. Een coureur als Max Verstappen is zeer goed getraind en topfit. Tijdens de race moet hij natuurlijk alert maar tegelijkertijd rustig en gefocussed blijven zowel op de baan als op zijn tegenstanders die op een paar cm afstand met 300 km per uur naast of achter hem rijden. Tijdens de race treedt er een sterk verhoogde hartslag op en gewichtsverlies is niet ongebruikelijk vanwege dehydratie. Ook de middeleeuwse ridder moest in staat zijn om een relatief zwaar harnas te dragen, inclusief een strakke helm op het hoofd, en dan zijn paard in volle vaart op de tegenstander af te sturen terwijl hij tegelijkertijd met zijn wapens ook nog iets nuttigs moest zien te doen. Een ridder verloor eveneens liters vocht door de warmte die hij door de beschermende kleding onder het harnas maar moeilijk kwijt kon.

dames jureren livre de tournois
Helmschouw voorafgaand aan het toernooi waarbij de jury op aangeven van de dames een deelnemer letterlijk verwijderen. Le livre des tournois de René d’Anjou. Bibliothèque nationale de France. Département des manuscrits. Français 2695.

Het testosteron gehalte van het toernooi en de autosport ligt vrij hoog. Laten we er niet omheen draaien: het is niet zo moeilijk om macho-gedrag te ontwaren bij de deelnemers, en misschien zijn agressiviteit  en waaghalzerij zelfs noodzakelijke voorwaarden om te kunnen zegevieren. Ook de rol van vrouwen mag hier niet uitgevlakt worden. Vrouwen waren essentieel bij het

Max Verstappen en Hannah Schmitz vieren de overwinning na de Grand Prix van Brazilië. Beeld AP.

middeleeuwse toernooi niet alleen ‘passief’ als toeschouwer maar ook actief als inspirator of als jurylid. Zij bepaalden vooraf bij de helmschouw wie er niet mee mocht doen omdat hij onoorbaar gedrag had vertoond in het verleden, en na afloop overlegden zij met de herauten wie de prijs voor de meest dappere ridder kreeg uitgereikt. Zo ver is het nog lang niet bij de Formule 1. Max Verstappen meent zelf dat vrouwelijke coureurs echt te lief zijn en dat hun ‘moederinstinct’ (hij bedoelt overlevingsinstinct) hen verhindert om risico’s te nemen. Toch verschijnen er barsten in dit mannenbolwerk. Zo zijn er al enkele vrouwelijke coureurs en heeft Max zelf in Brazilië gewonnen dankzij het inzicht van Hannah Schmitz, Senior Strategy Engineer bij Red Bull, die hem een vroegtijdige pitstop liet maken. Ook hebben de sexy uitgedoste dames, officieel gridgirls, die de coureurs voor aanvang van de race aanmoedigden en voor ‘extra adrenaline’ zorgden, inmiddels plaats moeten maken voor gridkids.

logos porsche en ferrari
De logos van Porsche en Ferrari. Het embleem van Porsche is gevierendeeld met een hartschild en is gebaseerd op de originele wapenschilden van de stad Stuttgart en de deelstaat Wúrttemberg.

Dan het materiaal en de uitdossing. Voor het toernooi werden speciale paarden gefokt, zeer gespierd en met korte benen zodat ze de zware last van een geharnaste ridder konden dragen. Deze paarden waren voor veel adellijke berijders zo speciaal dat ze zelfs mochten opdraven bij hun begrafenis compleet met uitrusting (toernooi-zadel, -helm en -wapens). De Formule 1 auto’s hebben het vermogen van wel 750 paardenkrachten en diverse merken proberen elkaar de loef af te steken met de nieuwste snufjes. De meest prestigieuze automerken hebben ook nog steeds wapenschilden die qua vorm, kleurgebruik en uitstraling herinneren aan de ridderlijke heraldiek. Dat geldt overigens niet voor het Japanse Honda, de auto waarin Verstappen rijdt. Met de helm op lijkt de autocoureur misschien nog wel het meest van alle hedendaagse sporters op de middeleeuwse ridder. Die van Verstappen is van het Duitse merk Schuberth (dat niet toevallig ook leverancier is van helmen voor het Duitse leger). De helm is volledig op maat gemaakt en aangepast aan de aerodynamica van zijn bolide en kost zo’n 5.000 euro, terwijl hij maar een paar races meegaat.

Toernooihelm voor het steekspel. Leeds, Royal Armories.

Helm van Max Verstappen

 

 

 

 

 

 

 

 

Al kan er tegenwoordig een tank overheen rijden, een garantie om de race te overleven biedt de helm niet.  De Braziliaans coureur Ayrton Senna stierf op 1 mei 1994 terwijl hij op kop ging in de Grand Prix van San Marino maar toen met 300 km per uur de bocht uitvloog en tegen een betonnen muur belandde. De dag  ervoor was overigens de Oostenrijker Roland Ratzenberger tijdens de kwalificatierondes ook al gecrasht en overleden. Het was geen belemmering om ondanks deze twee doden de race gewoon voort te zetten.

Ook het toernooi was een gevaarlijk tijdverdrijf. Tijdens de vroege massale melée-toernooien op het platteland, vocht men nog met echte wapens en was er een gerede kans om dodelijk getroffen of simpelweg vertrapt te worden door de vele paardenhoeven. Ook verschillende vorsten lieten het leven tijdens een toernooi. Zo liet de jonge Hendrik III van Leuven het leven bij een toernooi rond Doornik in 1095, de vroegste vermelding van een toernooi ooit. Zijn verre nazaat Jan I van Brabant raakte in 1294 tijdens een steekspel op een bruiloftsfeest in Bar-le-Duc dodelijk gewond toen een lans zijn onbeschermde oksel doorboorde.  De Hollandse graven waren fervente toernooigangers en niet verwonderlijk lieten er een paar het leven op het toernooiveld: Floris IV in 1234 tijdens een toernooi te Corbie in Noord-Frankrijk, zijn broer Willem vier jaar later en ook zijn zoon Floris de Voogd stierf in 1258 te Antwerpen tijdens een ridderlijk evenement. Blijkbaar vonden vorsten het tot in de late middeleeuwen essentieel om zich niet alleen een moedig ridder maar ook een leider van de ridderschap te tonen. Dat gebeurde niet alleen op het slagveld maar ook op het toernooiveld waar zowel individueel als in teamverband werd gestreden om de eer.

verstappen in sao paolo
Max Verstappen tijdens de Grand Prix van Brazilië op het circuit van Interlagos in São Paolo

De ambiance van de Formule 1 toont eveneens veel overeenkomsten met het toernooi. Aanvankelijk was het toernooi een imitatie veldslag, een massaal gevecht tussen twee teams op het platteland, waarbij het er om ging zoveel mogelijk ‘krijgsgevangenen’ te make. In de late middeleeuwen verplaatste het toernooi zich echter naar het marktplein in de stad. Nog steeds werd er gevochten in teams maar het individuele steekspel – waarbij het erom ging zoveel mogelijk lansen te breken – ging steeds meer de boventoon voeren. Op miniaturen is goed te zien hoe de houten tribunes aan de randen van het marktplein tot de nok toe gevuld zijn met toeschouwers, terwijl de balkons en de daken van de omringende gebouwen plaats bieden aan vele andere geïnteresseerden. De Formule 1 is ook een stedelijk evenement en wordt gehouden in metropolen als Barcelona, Melbourne,  Singapore, Mexico-stad en niet te vergeten Monaco waar de auto’s zelfs dwars door de stad crossen.  Op de Grand Prix van Brazilië rijdt Max Verstappen door een groene oase in een stedelijk landschap, de wijk Interlagos van São Paolo.

toernooi golfboek
Toernooi op een marktplein. In de ondermarge spelen kinderen het toernooi na op stokpaardjes en met windmolentjes. Simon Bening c. 1540, miniatuur uit het zogenoemde Golf boek van de British Library

Het is zeer aantrekkelijk voor een stad om een dergelijk evenement te organiseren. De Formule 1 trekt natuurlijk veel publiek en publiciteit en dat alles komt ten goede aan de stedelijke economie. Ook in Zandvoort heeft men dat goed begrepen.  Daar stemde zelfs GroenLinks voor een subsidie van 4,1 miljoen Euro om de organisatie van het race-evenement te ‘faciliteren’, ook al is het geld met name bestemd voor het oplossen van de ‘verkeersproblematiek’ zoals het ‘verbeteren of aanleggen van de fiets- en wandel infrastructuur’.  Stikstofregels en niet te vergeten de zandhagedis en de rugstreeppad moeten maar even wijken voor een evenement met ‘groot maatschappelijk belang’.  De hotels in Zandvoort  zijn nu al volgeboekt voor 3 mei 2020, de waarschijnlijke datum van de race. Ook in de middeleeuwen profiteerden herbergiers en ambachtslieden van het bezoek van de toernooiridders en hun entourage. Sterker nog, de economische infrastructuur in steden als Brussel en Brugge waar speciale gilden bestonden voor zadelmakers, helmslagers  en harnasmakers, zorgde ervoor dat edelen en vorsten hier gemakkelijk toernooien konden organiseren. In Brugge en Lille hielden stedelijke toernooigezelschappen zelfs jaarlijks een steekspel.

Verbouwing van het circuit van Zandvoort

Zandvoort kon niet zonder de inzet van prins Bernhard jr, een fervent liefhebber van de Formule 1 en eigenaar van het circuit. Zijn vorstelijke lobbywerk en financiële bijdrage waren essentieel om het evenement in de badplaats van de grond te tillen en het circuit ingrijpend te verbouwen. Natuurlijk waren vorstelijke en adellijke mecenassen ook onmisbaar bij het middeleeuwse

filips de goede als toernooiridder
Filips de Goede als toernooiridder. Afbeelding uit Le Grand Armorial de la Toison d’Or. BnF, Bibliothèque de l’Arsenal, Ms. 4790. http://expositions.bnf.fr/livres/armorial/

toernooi. Zo weten we dat de Bourgondische hertog Filips de Goede (1396-1467), zelf een fanatiek toernooiganger, zeker niet te beroerd was om de beurs te trekken. Zo zorgde hij in mei 1439 bij een groot toernooi gehouden op de Grote Markt te Brussel, voor de kleding en de paarden van zijn  entourage, en schonk hij een enorm bedrag aan hovelingen die een eigen team op de been brachten voor dit evenement.

Toch ging de inspanning van steden veel verder: zij transformeerden de marktpleinen in ridderlijke landschappen door honderden karrenvrachten zand uit te laten strooien zodat de paarden niet zouden uitglijden op het plaveisel; zij lieten tientallen timmerlieden de omheining, tribunes en podia voor de vips en scheidsrechters bouwen; zij stelden hun stadhuizen open voor banketten en afterparties waar de stedelijke elite zich op informele wijze kon mengen met de vorst, de hofhouding en de adel; zij zorgden voor de beveiliging van het toernooiveld en voor handhaving van de openbare orde gezien de aanwezigheid van zoveel zwaar bewapende lieden in de stad. In Zandvoort maakt men zich vooralsnog alleen druk over de mogelijke verkeerschaos die kan ontstaan als iedereen met de auto – jawel – het evenement bezoekt. Dat was in de middeleeuwen echt geen probleem.

 

 

 

 

 

 

 

Ridders op kamelen

In mijn vorige blogpost beschreef ik het bezoek van kroonprins Filips II aan Breda in september 1549. Hij was in gezelschap van de stadsheer Willem van Oranje en op de markt was hij getuige van een merkwaardig schouwspel:

‘Op het plein waar hij [Filips II] langskwam op weg naar het kasteel [van Breda], waren vele spelen ingericht waaronder een kameel bereden door zes bepantserde en gewapende kinderen met rode mutsen en ontblote zwaarden. Daarmee vochten ze tegen een verschrikkelijke reus en reuzin die dansten op het geluid van de zwaarden.’

Het was een mix van stedelijke en adellijke tradities die doorklonk in het hoogst merkwaardige tafereel. Het past dan ook heel goed in de traditie van spelen en tableaux vivants die sinds de veertiende eeuw werden opgevoerd tijdens vorstelijke bruiloften of intredes in de steden van de Nederlanden. Zo verschenen er in 1468 bij de bruiloft van Karel de Stoute en Margaretha van York (zie ook hier) een eenhoorn, een luipaard, leeuw, een olifant, een walvis en een dromedaris tijdens de feestelijkheden:

‘Voor dit banket, was een grote dromedaris gemaakt van ongeveer negen voet hoog, waarop een in goudbrokaat en zijde geklede moor zat die uit twee manden verschillende beesten en levende beschilderde vogels haalde die hij aan de dames gaf die bij het banket aanzaten.’

De hofhistoriograaf Olivier de la Marche voegt daar nog aan toe dat de dromedaris ‘zo goed gemaakt was dat het leek alsof hij leefde’. De tegenstelling tussen de dromedaris en de levende vogels, die beschilderd waren als speelgoed, wordt dus nog eens aangezet. De schrijver van dienst in 1549, Juan Cristobal Calvete de Estrella, neemt echter geen afstand van het tafereel en doet alsof het allemaal ‘echt’ is. Voor de schrijver (en de toeschouwers) was het ook niet van belang dat het kameel en de reuzen mechanische constructies waren. Ook wij weten stiekem wel dat de trucs van Hans Klok niet echt zijn, maar geloven graag in de illusie van echtheid.

schermafbeelding-2017-01-22-om-13-45-00
Olifant van Hendrik III. Uit: Matthew Paris, Chronica maiora, Corpus Christi College, Cambridge, Parker Ms. 16

Reuzen waren vertrouwde figuren in de imaginaire en literaire wereld van het hof, waarin ze overigens zeker niet altijd als slechteriken fungeren, maar vaak ook als helden. Deze reuzen kwamen echter uit de stedelijke Bredase traditie waar ze tot op de dag van vandaag een rol spelen in de lokale folklore (zie hier en hier). En exotische dieren als kamelen en dromedarissen waren zeker bekend in de vijftiende en zestiende eeuw. Leeuwen waren niet alleen een veel gebruikt heraldisch symbool maar ook een populair geschenk onder vorsten en edelen. De Engelse koning Hendrik III bezat in de dertiende eeuw al  een olifant – kadootje van de Franse koning, souvenir van de kruistocht – die een speciaal verblijf had in de Londense Tower. Maar een kameel in Breda rond 1550?

In de Romeinse tijd en de vroege middeleeuwen werden kamelen geïmporteerd uit Noord-Afrika en  gebruikt als pakdieren in Zuid-Europa. Caitlin Green toont in deze blogpost aan dat kamelen bovendien gebruikt werden om politieke tegenstanders te vernederen. Die moesten dan omgekeerd gezeten op het tweebultige dier een rondje rijden door de stad waarbij ze allerlei pesterijen en beledigingen van het toegestroomde  volk moesten ondergaan. Het was een praktijk die tot in het twaalfde-eeuwse Rome en Byzantium werd toegepast.

schermafbeelding-2017-01-22-om-13-41-53
Kamelen als last- en rijdieren. Afbeelding uit de  Tours Pentateuch (7de eeuw!), Bibliothèque Nationale de France, Ms. nouv. acq. lat. 2334 f. 69.

Wat Filips II en Willem van Oranje in 1549 precies zagen en hoe zij het tafereel interpreteerden, blijft voer voor  speculatie. In een recent boek probeert de kunsthistorica Christina Normore greep te krijgen op dit type voorstellingen, ook al beperkt zij zich tot de vijftiende eeuw. Zij legt vooral de nadruk op de (schijnbare) tegenstellingen en de manier waarop de toeschouwers ook onderdeel werden van de voorstelling. Zo staan in het Bredase tafereel de kleine kinderen (een verwijzing naar de vier heemskinderen?) tegenover reuzen die zij met gemak in bedwang houden. De ridderlijke slagkracht van de kinderen is blijkbaar genoeg om de verschrikkelijke reuzen te laten dansen. Het feestelijke dansen staat dan weer in contrast met het ‘verschrikkelijke’ karakter van de reuzen.

schermafbeelding-2017-01-25-om-00-07-19
Het ros Beiaard met de vier heemskinderen.Miniatuur uit het begin van de veertiende eeuw. Parijs, BnF, ms. fr. 766 f. 93

Ook al waren reuzen en kamelen bekend bij het publiek, het bleven natuurlijk wel vreemde figuren. Het is niet alleen de tegenstelling beschaafd/wild die hier wordt neergezet, maar ook de vertrouwde ridderlijke omgeving tegenover de relatief onbekende en exotische wereld van het kameel en de reuzen. Het blijft gissen naar de band van de stad Breda met de reuzen. De boodschap van de edelman aan de vorst was mogelijk: ‘Alles onder controle’. Filips kon rekenen op de militaire bijstand van de adel in de Nederlanden. Toen nog wel.

Heb je andere suggesties? Stuur een reactie!

Naschrift:

Ik kreeg inmiddels al diverse suggesties en doorverwijzingen (zie hier). Dank! Hierdoor kwam ik  op het spoor van de Bredase rederijkerskamers Vreugdedal en de Oranjeboom. Zij ontvingen een financiële vergoeding voor hun bijdrage ‘in de triumphe van den prince van Spaengien gedaen’ (zie hier). De kameel, de reuzen en de vier heemskinderen werden ook vaak gebruikt tijdens de jaarlijkse ommegang die ter ere van het reliek van het Heilige Kruis werd gehouden (zie hier en hier). Men putte voor het tafereel in september 1549 dus inderdaad uit de lokale traditie waarin de rederijkers een actieve rol speelden.

 

2,5 minuut ridderlijkheid

Kun je in 2,5 minuut uitleggen wat het Engelse begrip chivalry inhoudt? Ja, dat kan: kijk maar naar dit filmpje van het Getty Museum. Het biedt een korte introductie op de tentoonstelling die vorige week opende in dit museum te Los Angeles. Op de tentoonstelling worden diverse middeleeuwse geïllustreerde manuscripten getoond die ons iets moeten duidelijk maken over chivalry. Maar wat is dat dan precies, chivalry?

Heeft u al gekeken? Dan kunt u deze alinea overslaan. Volgens het filmpje is chivalry een erecode ontwikkeld in de 11de en 12de eeuw door (of eigenlijk voor) de vechtende klasse waarbij waarden als trouw, dapperheid, vrijgevigheid, bescherming van de zwakken, centraal stonden. De bloeddorstige geharnaste vechtersbazen werden hierdoor enigszins geciviliseerd en in het gareel gebracht. De ridders moesten vooral trouw betonen aan hun heer, aan de kerk (ga op kruistocht om het Heilige Land te bevrijden!) en aan de vrouw (hoofse liefde). Langzamerhand ontwikkelde chivalry zich zelfs tot een algemeen waardensysteem dat bepalend was voor de levensstijl van de aristocratie.

Koning Konrad de Jonge op valkenjacht.  Bron: Manesse-codex, UB Heidelberg, Cod. Pal. germ. 848, fol. 18r. Zie: http://digi.ub.uni-heidelberg.de/diglit/cpg848/0009
Koning Konrad de Jonge op valkenjacht. Bron: Manesse-codex, UB Heidelberg, Cod. Pal. germ. 848, fol. 18r. Zie: http://digi.ub.uni-heidelberg.de/diglit/cpg848/0009

De Nederlandse vertaling van chivalry is ridderlijkheid. Zoek chivalry maar even op in de meest gebruikte online encyclopedie. Laat maar, ik heb het al gedaan (klik hier). Zoek nu equivalenten (in de linkerkolom) in verschillende Europese talen. Hé, dat is gek: de Nederlandse versie van chivalry (ridderlijkheid) ontbreekt en is slechts een subitem van ridder (ruiter). In het Duits wordt chivalry correct weergegeven als Ritterlichkeit. En ook de Spaanse versie spreekt van virtudes de un caballero. Maar in het Frans en Portugees lezen we respectievelijk chevalerie en cavalaria medieval.

De uitleg bij die laatste lemma’s komt beter overeen met de manier hoe tijdgenoten chivalry zagen. Laatmiddeleeuwse schrijvers hebben het eigenlijk over alle ridders tezamen, wij zouden zeggen de ridderschap. De Engelse historicus Craig Taylor legt dit goed uit in de introductie van zijn nieuwe boek Chivalry and the ideals of knightood in France. Hij zegt dat het hedendaags gebruik van het woord chivalry zich los heeft gezongen van de middeleeuwse praktijk. Als middeleeuwers het woord in brede zin gebruikten dan hadden ze het hoogstens over de daden die een ridder tijdens een oorlog had verricht (deeds of arms) en zeker niet over ridderlijk gedrag zoals boven geschetst.

Hertog Jan I van Brabant uit de Manesse codex. Bron: UB Heidelberg, Cod. Pal. germ. 848, fol. 18r. Zie: http://digi.ub.uni-heidelberg.de/diglit/cpg848/0031
Hertog Jan I van Brabant. Afbeelding uit de Manesse codex, ca. 1300-1340. Bron: UB Heidelberg, Cod. Pal. germ. 848, fol. 18r. Zie: http://digi.ub.uni-heidelberg.de/diglit/cpg848/0031

Het beeld dat het filmpje van ridderlijkheid schetst is dan ook vrij romantisch en simplistisch, sterk beïnvloed door de manier waarop middeleeuwse auteurs hun publiek wilden laten geloven wat het was om een ideale ridder te zijn. Met de sociale (en militaire) werkelijkheid heeft dit alles weinig te maken; het leven van de meeste ridders was natuurlijk doordesemend met agressie en geweld.

Verder heeft het filmpje (en dus de tentoonstelling?) iets paradoxaals. De tekst gaat in algemene zin vooral over de 12de en 13de eeuw. De getoonde handschriften komen echter bijna allemaal uit de late middeleeuwen, met name de vijftiende eeuw (zie de aftiteling). De verklaring volgens de website van het museum: ‘By the later Middle Ages illuminated manuscripts had helped establish chivalry as a system of values that permeated almost every aspect of aristocratic culture.’ Nu vind ik de getoonde middeleeuwse handschriften best fraai maar ze hadden buiten de hofkringen toch een vrij beperkt publiek.

Maar goed, bent u toevallig in Los Angeles deze zomer? Ga toch maar even kijken naar die mooie handschriften in het Getty.

PS Zie over ridderordes (weer wat anders dan ridderschap) en de tentoonstelling Ridders van Holland in het Muiderslot de gastbijdrage van Arie van Steensel.