Een whodunnit uit 1453: wie schoot Jacques de Lalaing dood?

De Henegouwse ridder Jacques de Lalaing (1421-1453) leidde een kort en turbulent leven. Hieraan kwam een plotseling einde door een gericht schot tijdens de belegering van het kasteel Poeke, zo’n 20 kilometer ten westen van Gent. Wat deed Jacques daar precies en wie loste eigenlijk dat dodelijke schot? De kronieken die zijn overlijden beschrijven en de miniaturen die dat in beeld brengen, stemmen niet met elkaar overeen.

Geboren als oudste zoon van Willem en Jeanne de Créquy op het kasteel van Lallaing, vlakbij Douai, kreeg Jacques een opvoeding aan het hof van de Bourgondische hertog Filips de Goede (1396-1467). Die had in de jaren 1427-1433 de graafschappen Holland, Zeeland en Henegouwen aan zijn bezittingen in de Nederlanden toegevoegd. Jacques vervulde in diens naam in de jaren veertig en begin jaren vijftig talloze diplomatieke missies die hem naar Frankrijk, het Iberisch Schiereiland, Schotland, Engeland, Sicilië en de paus in Rome brachten. Hij was daarmee een belangrijke pion op het Europese politieke schaakbord waarop Filips de Goede graag speelde. Daarnaast was Jacques een schier onverslaanbare toernooiridder die zijn dapperheid, kracht en behendigheid vertoonde in Gent, Brugge, Brussel, Nancy, Chalon-sur-Saône, Valladolid en Stirling.

Jacques de Lalaing strijdt met open vizier en hellebaard tegen Diego de Diego de Guzmán in Valladolid op 3 februari 1448. Livre des faits de messire Jacques de Lalaing, Paris, BnF, MS fr. 16830, fol. 81v.

Deelname aan toernooien diende toen nog steeds als een effectieve training voor het echte werk op het slagveld. Jacques was dan ook actief als kapitein in het Bourgondische leger. Zo speelde hij een cruciale rol in het geschil dat Filips de Goede had met de stad Gent over het heffen van een nieuwe zoutbelasting. Dit conflict liep in de winter van 1451-52 uit op een regelrechte oorlog. Filips de Goede moest tot het uiterste gaan om de grootste stad in zijn gebieden op de knieën te krijgen. Hij vroeg nieuwe beden aan de onderdanen van al zijn gewesten buiten Vlaanderen om huurlingen te kunnen betalen die zij aan zij met zijn adellijke leenmannen gedurende twee jaar vochten tegen de Gentenaars en hun aanhangers.

De Gentenaars waren erin geslaagd om een versterkte ring rond de stad op te bouwen om het Bourgondische leger op een afstandje te houden. Het kasteel van Poeke was hierin een cruciale schakel. Begin juli had de hertog het beleg geslagen voor het kasteel van waaruit de Gentenaars diverse raids hadden uitgevoerd. Op 3 juli 1453 maakte Jacques een rondje langs de opgestelde artillerie. Hij moest eigenlijk rusten want hij was gewond aan zijn been. Maar hij kon het niet laten en wilde graag aanschouwen hoe een bombarde, een groot kanon, werd klaargemaakt om de muren van het kasteel aan gort te schieten. Hij was daar niet alleen maar werd vergezeld door andere hoge heren uit het Bourgondische leger, althans volgens zijn levensbeschrijving in het Livre des faits de Jacques de Lalaing, opgesteld ongeveer twintig jaar na zijn dood door een ooggetuige:

De heer van Ravenstein [Adolf van Kleef], [Anton] de bastaard van Bourgondië en heer Jacques de Lalaing aanschouwden hoe het bombarde de muren van het kasteel van Poeke aan het teisteren was. Ze dachten alledrie dat ze goed beschermd waren tegen het vijandige artillerievuur. Maar heer Jacques stond in feite buiten het mantelet (houten scherm) van het kanon achter een van de schilden. En precies op dat moment had een artillerist zijn vogelaar (klein kanon ) geladen. Hij stak het kruit aan en de kogel raakte het schild waarachter heer Jacques de Lalaing stond. Een stuk hout van de voorkant van het schild raakt hem zo hard boven het rechteroor dat een deel van zijn hoofd en hersenen werden afgerukt. Hij viel achterover op de grond zonder nog een voet of been te bewegen. (….) Toen het nieuws van Lalaings dood hertog Filips de Goede bereikte, weende hij grote, bittere tranen en hij was zo diep geraakt dat hij geen woord kon uitbrengen.

Essentieel in deze beschrijving (vrij vertaald uit het middelfrans) is dat Lalaing niet rechtstreeks door de kogel werd getroffen – zoals veel historici vermelden – maar door het rondvliegende houtwerk van het schild. Ook de schilders van de miniaturen die in de verschillende handschriften van het Livre des faits werden aangebracht, hadden duidelijk moeite met het weergeven van deze scene, zoals recent door Hanno Wijsman is betoogd. In het oudste overgeleverde handschrift (ca. 1480, zie hieronder) zijn er helemaal geen mantelets te zien en wordt Lalaing – goed te herkennen aan zijn burgerkledij – direct in het linkeroog (!) getroffen door een schutter met een handwapen.

Jacques de Lalaing getooid in een blauwe mantel (hij had immers geen dienst) wordt tijdens het beleg van Poeke geraakt door een kogel in het linkeroog. Livre des faits de messire Jacques de Lalaing, Paris, BnF, MS fr. 16830, fol. 202r.

In een latere versie van het Livre des faits (ca. 1530) wordt meer recht gedaan aan de beschrijving. We zien hier duidelijk het mantelet ook al ontbreken de houten schilden. De kanonskogel afgevuurd vanuit de kasteeltoren gaat richting het mantelet en Lalaing, getooid met een fraaie zwarte gepluimde hoed, lijkt nog even over zijn schouder te willen kijken; als hij dat had gedaan, dan had hij misschien nog net even kunnen bukken…

Lalaing, getooid met zwarte hoed, inspecteert niets vermoedend het bombarde. De afgevuurde kogel beweegt zich al in zijn richting. Los Angeles Getty Musuem, MS 114 (ca. 1530) fol. 183v.

Lalaing was een van de vele dodelijke slachtoffers tijdens de Gentse oorlog. Omdat hij al door zijn tijdgenoten als een van de beste ridders van zijn tijd werd gezien, beschouwen veel historici zijn dood als een symbolische gebeurtenis die het einde van de rol van de ridderschap op het slagveld inluidde:

Hoe gering van uitwerking ook nog, reeds kondigde het kanon de toekomstige veranderingen van den oorlog aan. Het was als een ironische symboliek, dat het puik der dolende ridders ‘à la mode de Bourgogne’, Jacques de Lalaing, gedood werd door een kanonschot.

Aldus Nederlands beroemdste historicus Johan Huizinga in zijn Herfsttij der middeleeuwen uit 1919. De dood van Lalaing paste perfect in zijn these. Immers, de fine fleur van de ridderschap mocht dan wel zijn prachtigste kleuren tonen, in feite was het in de vijftiende eeuw gedaan met de vechtende klasse. De komst van het kanon speelde hierin een cruciale rol, althans volgens Huizinga. Nog steeds wordt deze zienswijze herhaald in talloze werken, laatst nog in het bekende boek van Bart van Loo.

Sinds de jaren tachtig hebben historici echter duidelijk gemaakt dat het nog lang niet gedaan was met de ridders te paard. Die bleven in de oorlogsvoering tot zeker in de late zestiende eeuw van belang. Bovendien waren vuurwapens geen nieuw verschijnsel op de slagvelden van de vijftiende eeuw. Al sinds het begin van de veertiende eeuw gebruikte men in Europa vuurwapens van verschillende grootte, en ja ook edelen konden die hanteren. Op zijn graftombe laat Jacques zijn voeten zelfs rusten op een vogelaar, een teken dat zijn ouders zich hadden verzoend met het tragische lot van hun zoon.

Tekening van de graftombe van Jacques de Lalaing. Épitaphes recueillies dans les églises des Flandres et de l’Artois, Besançon, Bibliothèque municipale, MS Chiflet 64, fol. 104r.

Achter Huizinga’s these en de grote verhalen over de veranderende oorlogsvoering in de late middeleeuwen, is het zicht op Lalaings vroegtijdige dood een beetje verloren gegaan. Hoe stierf hij eigenlijk precies en wie loste het dodelijke schot? In de Kroniek van Vlaanderen krijgen we een iets andere lezing dan in het bovengenoemde Livre des faits. Ook hierin wordt de inspectie van het kanon (busse) genoemd maar het voegt daaraan toe dat ook de kroonprins Karel, de latere Karel de Stoute (1433-1477), hierbij aanwezig was. Het geeft Lalaing nog meer status en verhoogt de dramatiek; voor hetzelfde geld had Filips de Goede zijn zoon verloren. Zijn geliefde bastaardzoon Cornelis was een jaar eerder al gestorven tijdens de slag bij het Vlaamse Bazel. De heren stonden niet achter het mantelet, maar gevieren achter het schild (targien). De reden dat Jacques geraakt werd en de anderen niet, was eenvoudig: hij was net wat langer dan de anderen waardoor zijn hoofd boven de houten verdedigingsconstructie uitstak!

Mer Jacop was langhere dan d’andere waren, soe dat hy meer dan de heelft van den hoofde bloet hadde staende boven der targien, dat siende een van den casteelle te Pouke, steelde eenen vogheleere ende schoet den voernoemden Mer Jacoppe den cop van den hooefde aff, soe dat sijn herssenen uut vielen, ende bleef terstont doot, van denwelken de prinche [Filips de Goede] ende alle sijn heeren zeere rouwich ende druckich waren, want het was een schoen jonc riddere gheweest, vrome ende stout in orloghen, ende hadde binnen sijnder tijdt veele schoender feiten van wapenen ghedaen.

In deze kroniek is de beschrijving van het hersenletsel waaraan Lalaing overleed nog net iets plastischer dan in het Livre des faits, maar de identiteit van degene die het schot loste blijft nog onduidelijk. Die wordt pas onthuld in een latere zestiende-eeuwse Vlaamse kroniek. Hierin staat opgetekend dat het verwoestende schot niet alleen Lalaing maar ook nog vijf anderen doodde, én dat het werd gelost door blende Heyndricx zuene, noch een zeer jonck knecht zijnde. Oftewel: de zoon van blinde Hendrik die nog een zeer jonge soldaat was. Ook hier wordt vermeld dat Filips de Goede zeer bedroefd was en menigen heeten traen liet. Maar zijn wraak was zoet: toen hij het kasteel uiteindelijk veroverde liet hij alle 87 aanwezigen ophangen, inclusief de kapitein van het stel, Laurens Goethals, en het kasteel met de grond gelijkmaken. Dit was niet ongebruikelijk en in overeenstemming met het geldende oorlogsrecht. De zoon van blinde Hendrik liet de hertog echter in leven. Volgens de kroniek was dat omdat hij niet alleen jong maar ook niet helemaal bij zijn verstand (onnosele) was. Uiteindelijk wist de jongen zelfs te ontsnappen naar Gent.

Hoe geloofwaardig is dit verhaal nu? Was het bedoeld om Lalaing lang na zijn overlijden iets van zijn heldenstatus te ontnemen door te stellen dat een jonge onbezonnen knul het schot had gelost? Dat is goed mogelijk ook al lijkt er toch iets van waarheid in het verhaal te zitten. Zo vermeldt hofchroniqueur Olivier de la Marche in zijn versie van de gebeurtenissen dat inderdaad iedereen in het kasteel werd opgehangen, ‘zonder losgeld, pardon of enige compassie’, behalve dan een ‘gek, twee of drie kinderen en enkele geestelijken.’ Een andere auteur zegt hierop aanhakend dat de man die het schot loste wellicht een priester was. En een laatste laat noteren dat in ieder geval de vrouwen werden vrijgelaten. Het is dus een mix van al deze versies, opgetekend vele jaren na de slag om Poeke, die we later terugzien.

Zo levert de dood van Lalaing verschillende versies op in woord en beeld waarbij de partijdigheid van de auteurs (voor of tegen de hertog) soms duidelijk naar voren komt. Voldoende voer voor historici om nog even over deze befaamde ridder door te praten!

Verder lezen?

Elizabeth Morrison ed., A Knight for the Ages: Jacques de Lalaing and the Art of Chivalry (Los Angeles, 2018).

Hanno Wijsman, ‘Jacques van Lalaing, de laatste ridder’, in Yolande van Lalaing (1422–1497), kasteelvrouwe van Brederode, Jaarboek van de kastelenstichting Holland en Zeeland (Haarlem, 2009), 169–82.

Jelle Haemers, De Gentse opstand (1449–1453). De strijd tussen rivaliserende netwerken om het stedelijke kapitaal, Standen en landen, 105 (Kortrijk/Heule, 2004).

Rosalind Brown-Grant en Mario Damen, A Chivalric Life: The Book of the Deeds of Messire Jacques de Lalaing (Woodbridge 2022).

Max Verstappen als toernooiridder

Max Verstappen heeft zich dit jaar laten gelden bij de Formule 1, het kan u niet ontgaan zijn. Hij werd derde in het eindklassement en won diverse wedstrijden. De laatste keer was op 17 november toen hij de beste was op de Grand Prix van Brazilië, verreden in São Paolo. Met grote overmacht versloeg hij daar de naaste

Max Verstappen. Copyright: Verstappen.nl

concurrentie. In dit filmpje is goed te zien dat niet alleen een uitstekende rijvaardigheid maar ook een goede technische ondersteuning hierbij een cruciale rol speelden (let vooral op de pitstop). Persoonlijke kwaliteiten en teamwork waren ook essentieel voor een middeleeuwse toernooiridder. Maar er zijn wel meer parallellen te trekken tussen de Formule I en het middeleeuwse toernooi.

De hertog van Anhalt tijdens een mêlée toernooi. De dames becommentariëren de prestaties van de ridders. Universiteitsbibliotheek Heidelberg, Manesse-codex f. 17r.

Het middeleeuwse toernooi wordt vaak beschouwd als de sport waarmee de adel zich kon onderscheiden van de rest van de bevolking. Immers, niet iedereen kon zich een complete wapenuitrusting en een strijdros veroorloven, laat staan met grote snelheid te paard de lans of het zwaard hanteren. Het was een manier om aan iedereen te tonen dat je adellijk leefde en behoorde tot de groep die de lakens uitdeelde.  Elitesporten zijn van alle tijden en in de twintigste eeuw golden golf, tennis, hockey en cricket lange tijd als bezigheden die je alleen beoefende als je in een bepaalde inkomenscategorie zat. Op de lange termijn waren dit echter zogenoemde dalende cultuurgoederen: precies deze sporten zijn tegenwoordig populair onder grote lagen van de bevolking.  Zelfs een typisch standsgevoelige ‘sport’ als het beoefenen van jacht  is niet meer voorbehouden aan de elite, uitzonderingen daargelaten. Want de Nederlandse staat sluit nog steeds gedurende de drie maanden voor kerstmis een groot deel van Kroondomein het Loo af voor al het publiek zodat Willem-Alexander, als officieel beheerder van het bosrijke gebied, er naar hartenlust met zijn vrinden kan jagen.

In tegenstelling tot de jacht wordt het toernooi tegenwoordig niet meer beoefend, behalve dan door re-enacters of leden van de H.E.M.A., niet het zieltogende warenhuis maar de bond voor Historical European Martial Arts. Het was simpelweg een te ingewikkelde, te gevaarlijke en te dure sport om ‘in te dalen’ bij de gewone bevolking. Als ik dan toch een sport moet aanwijzen die het meeste overeenkomt met het middeleeuwse toernooi, dan is dat de Formule 1. Daarvoor zijn verschillende redenen. Een coureur als Max Verstappen is zeer goed getraind en topfit. Tijdens de race moet hij natuurlijk alert maar tegelijkertijd rustig en gefocussed blijven zowel op de baan als op zijn tegenstanders die op een paar cm afstand met 300 km per uur naast of achter hem rijden. Tijdens de race treedt er een sterk verhoogde hartslag op en gewichtsverlies is niet ongebruikelijk vanwege dehydratie. Ook de middeleeuwse ridder moest in staat zijn om een relatief zwaar harnas te dragen, inclusief een strakke helm op het hoofd, en dan zijn paard in volle vaart op de tegenstander af te sturen terwijl hij tegelijkertijd met zijn wapens ook nog iets nuttigs moest zien te doen. Een ridder verloor eveneens liters vocht door de warmte die hij door de beschermende kleding onder het harnas maar moeilijk kwijt kon.

dames jureren livre de tournois
Helmschouw voorafgaand aan het toernooi waarbij de jury op aangeven van de dames een deelnemer letterlijk verwijderen. Le livre des tournois de René d’Anjou. Bibliothèque nationale de France. Département des manuscrits. Français 2695.

Het testosteron gehalte van het toernooi en de autosport ligt vrij hoog. Laten we er niet omheen draaien: het is niet zo moeilijk om macho-gedrag te ontwaren bij de deelnemers, en misschien zijn agressiviteit  en waaghalzerij zelfs noodzakelijke voorwaarden om te kunnen zegevieren. Ook de rol van vrouwen mag hier niet uitgevlakt worden. Vrouwen waren essentieel bij het

Max Verstappen en Hannah Schmitz vieren de overwinning na de Grand Prix van Brazilië. Beeld AP.

middeleeuwse toernooi niet alleen ‘passief’ als toeschouwer maar ook actief als inspirator of als jurylid. Zij bepaalden vooraf bij de helmschouw wie er niet mee mocht doen omdat hij onoorbaar gedrag had vertoond in het verleden, en na afloop overlegden zij met de herauten wie de prijs voor de meest dappere ridder kreeg uitgereikt. Zo ver is het nog lang niet bij de Formule 1. Max Verstappen meent zelf dat vrouwelijke coureurs echt te lief zijn en dat hun ‘moederinstinct’ (hij bedoelt overlevingsinstinct) hen verhindert om risico’s te nemen. Toch verschijnen er barsten in dit mannenbolwerk. Zo zijn er al enkele vrouwelijke coureurs en heeft Max zelf in Brazilië gewonnen dankzij het inzicht van Hannah Schmitz, Senior Strategy Engineer bij Red Bull, die hem een vroegtijdige pitstop liet maken. Ook hebben de sexy uitgedoste dames, officieel gridgirls, die de coureurs voor aanvang van de race aanmoedigden en voor ‘extra adrenaline’ zorgden, inmiddels plaats moeten maken voor gridkids.

logos porsche en ferrari
De logos van Porsche en Ferrari. Het embleem van Porsche is gevierendeeld met een hartschild en is gebaseerd op de originele wapenschilden van de stad Stuttgart en de deelstaat Wúrttemberg.

Dan het materiaal en de uitdossing. Voor het toernooi werden speciale paarden gefokt, zeer gespierd en met korte benen zodat ze de zware last van een geharnaste ridder konden dragen. Deze paarden waren voor veel adellijke berijders zo speciaal dat ze zelfs mochten opdraven bij hun begrafenis compleet met uitrusting (toernooi-zadel, -helm en -wapens). De Formule 1 auto’s hebben het vermogen van wel 750 paardenkrachten en diverse merken proberen elkaar de loef af te steken met de nieuwste snufjes. De meest prestigieuze automerken hebben ook nog steeds wapenschilden die qua vorm, kleurgebruik en uitstraling herinneren aan de ridderlijke heraldiek. Dat geldt overigens niet voor het Japanse Honda, de auto waarin Verstappen rijdt. Met de helm op lijkt de autocoureur misschien nog wel het meest van alle hedendaagse sporters op de middeleeuwse ridder. Die van Verstappen is van het Duitse merk Schuberth (dat niet toevallig ook leverancier is van helmen voor het Duitse leger). De helm is volledig op maat gemaakt en aangepast aan de aerodynamica van zijn bolide en kost zo’n 5.000 euro, terwijl hij maar een paar races meegaat.

Toernooihelm voor het steekspel. Leeds, Royal Armories.

Helm van Max Verstappen

 

 

 

 

 

 

 

 

Al kan er tegenwoordig een tank overheen rijden, een garantie om de race te overleven biedt de helm niet.  De Braziliaans coureur Ayrton Senna stierf op 1 mei 1994 terwijl hij op kop ging in de Grand Prix van San Marino maar toen met 300 km per uur de bocht uitvloog en tegen een betonnen muur belandde. De dag  ervoor was overigens de Oostenrijker Roland Ratzenberger tijdens de kwalificatierondes ook al gecrasht en overleden. Het was geen belemmering om ondanks deze twee doden de race gewoon voort te zetten.

Ook het toernooi was een gevaarlijk tijdverdrijf. Tijdens de vroege massale melée-toernooien op het platteland, vocht men nog met echte wapens en was er een gerede kans om dodelijk getroffen of simpelweg vertrapt te worden door de vele paardenhoeven. Ook verschillende vorsten lieten het leven tijdens een toernooi. Zo liet de jonge Hendrik III van Leuven het leven bij een toernooi rond Doornik in 1095, de vroegste vermelding van een toernooi ooit. Zijn verre nazaat Jan I van Brabant raakte in 1294 tijdens een steekspel op een bruiloftsfeest in Bar-le-Duc dodelijk gewond toen een lans zijn onbeschermde oksel doorboorde.  De Hollandse graven waren fervente toernooigangers en niet verwonderlijk lieten er een paar het leven op het toernooiveld: Floris IV in 1234 tijdens een toernooi te Corbie in Noord-Frankrijk, zijn broer Willem vier jaar later en ook zijn zoon Floris de Voogd stierf in 1258 te Antwerpen tijdens een ridderlijk evenement. Blijkbaar vonden vorsten het tot in de late middeleeuwen essentieel om zich niet alleen een moedig ridder maar ook een leider van de ridderschap te tonen. Dat gebeurde niet alleen op het slagveld maar ook op het toernooiveld waar zowel individueel als in teamverband werd gestreden om de eer.

verstappen in sao paolo
Max Verstappen tijdens de Grand Prix van Brazilië op het circuit van Interlagos in São Paolo

De ambiance van de Formule 1 toont eveneens veel overeenkomsten met het toernooi. Aanvankelijk was het toernooi een imitatie veldslag, een massaal gevecht tussen twee teams op het platteland, waarbij het er om ging zoveel mogelijk ‘krijgsgevangenen’ te make. In de late middeleeuwen verplaatste het toernooi zich echter naar het marktplein in de stad. Nog steeds werd er gevochten in teams maar het individuele steekspel – waarbij het erom ging zoveel mogelijk lansen te breken – ging steeds meer de boventoon voeren. Op miniaturen is goed te zien hoe de houten tribunes aan de randen van het marktplein tot de nok toe gevuld zijn met toeschouwers, terwijl de balkons en de daken van de omringende gebouwen plaats bieden aan vele andere geïnteresseerden. De Formule 1 is ook een stedelijk evenement en wordt gehouden in metropolen als Barcelona, Melbourne,  Singapore, Mexico-stad en niet te vergeten Monaco waar de auto’s zelfs dwars door de stad crossen.  Op de Grand Prix van Brazilië rijdt Max Verstappen door een groene oase in een stedelijk landschap, de wijk Interlagos van São Paolo.

toernooi golfboek
Toernooi op een marktplein. In de ondermarge spelen kinderen het toernooi na op stokpaardjes en met windmolentjes. Simon Bening c. 1540, miniatuur uit het zogenoemde Golf boek van de British Library

Het is zeer aantrekkelijk voor een stad om een dergelijk evenement te organiseren. De Formule 1 trekt natuurlijk veel publiek en publiciteit en dat alles komt ten goede aan de stedelijke economie. Ook in Zandvoort heeft men dat goed begrepen.  Daar stemde zelfs GroenLinks voor een subsidie van 4,1 miljoen Euro om de organisatie van het race-evenement te ‘faciliteren’, ook al is het geld met name bestemd voor het oplossen van de ‘verkeersproblematiek’ zoals het ‘verbeteren of aanleggen van de fiets- en wandel infrastructuur’.  Stikstofregels en niet te vergeten de zandhagedis en de rugstreeppad moeten maar even wijken voor een evenement met ‘groot maatschappelijk belang’.  De hotels in Zandvoort  zijn nu al volgeboekt voor 3 mei 2020, de waarschijnlijke datum van de race. Ook in de middeleeuwen profiteerden herbergiers en ambachtslieden van het bezoek van de toernooiridders en hun entourage. Sterker nog, de economische infrastructuur in steden als Brussel en Brugge waar speciale gilden bestonden voor zadelmakers, helmslagers  en harnasmakers, zorgde ervoor dat edelen en vorsten hier gemakkelijk toernooien konden organiseren. In Brugge en Lille hielden stedelijke toernooigezelschappen zelfs jaarlijks een steekspel.

Verbouwing van het circuit van Zandvoort

Zandvoort kon niet zonder de inzet van prins Bernhard jr, een fervent liefhebber van de Formule 1 en eigenaar van het circuit. Zijn vorstelijke lobbywerk en financiële bijdrage waren essentieel om het evenement in de badplaats van de grond te tillen en het circuit ingrijpend te verbouwen. Natuurlijk waren vorstelijke en adellijke mecenassen ook onmisbaar bij het middeleeuwse

filips de goede als toernooiridder
Filips de Goede als toernooiridder. Afbeelding uit Le Grand Armorial de la Toison d’Or. BnF, Bibliothèque de l’Arsenal, Ms. 4790. http://expositions.bnf.fr/livres/armorial/

toernooi. Zo weten we dat de Bourgondische hertog Filips de Goede (1396-1467), zelf een fanatiek toernooiganger, zeker niet te beroerd was om de beurs te trekken. Zo zorgde hij in mei 1439 bij een groot toernooi gehouden op de Grote Markt te Brussel, voor de kleding en de paarden van zijn  entourage, en schonk hij een enorm bedrag aan hovelingen die een eigen team op de been brachten voor dit evenement.

Toch ging de inspanning van steden veel verder: zij transformeerden de marktpleinen in ridderlijke landschappen door honderden karrenvrachten zand uit te laten strooien zodat de paarden niet zouden uitglijden op het plaveisel; zij lieten tientallen timmerlieden de omheining, tribunes en podia voor de vips en scheidsrechters bouwen; zij stelden hun stadhuizen open voor banketten en afterparties waar de stedelijke elite zich op informele wijze kon mengen met de vorst, de hofhouding en de adel; zij zorgden voor de beveiliging van het toernooiveld en voor handhaving van de openbare orde gezien de aanwezigheid van zoveel zwaar bewapende lieden in de stad. In Zandvoort maakt men zich vooralsnog alleen druk over de mogelijke verkeerschaos die kan ontstaan als iedereen met de auto – jawel – het evenement bezoekt. Dat was in de middeleeuwen echt geen probleem.

 

 

 

 

 

 

 

Claim de leeuw!

Regeringsleiders gebruiken graag de geschiedenis om claims te leggen op bepaalde gebieden of om hun machtspolitiek te legitimeren. Poetins expansiestreven in de voormalige Sovjet-republieken is hiervan een duidelijk voorbeeld. In de middeleeuwen werden dergelijke claims getoond via een simpel maar visueel zeer effectief teken: het wapenschild. Met een heraldisch symbool kon je namelijk meer doen dan je identificeren op het slagveld (‘ik hoor bij jou!’). Zo liet in 1340 de Engelse koning Edward III in zijn wapenschild naast de drie gouden leeuwen van Engeland de bekende Franse lelies opnemen. Hiermee wilde hij laten zien dat hij recht had op de Franse kroon en dat hij niet voor niets een paar jaar eerder een oorlog was begonnen om deze claim kracht bij te zetten. Die oorlog zou uiteindelijk meer dan honderd jaar zou duren (zie ook hier) en het resultaat is bekend: Frankrijk bleef voor de Fransen.

schermafbeelding-2017-02-19-om-15-21-42
Willem II van Holland heraldisch verbeeld als graaf van Holland (links) en graaf van Zeeland (rechts). Uit: Matthew Paris, Historia anglorum. Londen, British Library, ms. Royal MS 14 C VII f. 141v.

In de Nederlanden kwamen dergelijke heraldische claims ook voor. Het meest bekende voorbeeld is de adellijke familie Van Brederode. Sinds de dertiende eeuw voerden de heren van Brederode namelijk een rode leeuw op een gouden veld. En dat was toevallig ook het wapen van de graven van Holland…. De Brederodes ‘braken’ wel het wapen met een zogenoemde barensteel (een horizontale balk met drie hangers) om te laten zien dat zij afstamden van een zijtak van het huis van de Hollandse graven.

De leeuw is het dier dat het vaakst voorkomt in de heraldiek van de middeleeuwen. Ik schreef daar eerder over in deze blogpost. Dat is geen toeval. Het dier staat voor kracht, moed, trots en gerechtigheid en dat zijn allemaal eigenschappen waarmee vooral vorsten en edelen zich graag mee wilden associëren. Ook in de Nederlanden voerden de heersers van de meeste vorstendommen een leeuw: Vlaanderen, Brabant, Limburg, Henegouwen, Gelre, Zeeland en natuurlijk Holland. Soms was die leeuw gekleurd (rood, zwart, blauw of groen) dan weer voorzien van een metaal (goud of zilver). De graven van Holland voerden in ieder geval vanaf het einde van de twaalfde eeuw de rode leeuw op een gouden veld, dus eerder dan de heren van Brederode.

De heren van Brederode pasten wel voortdurend hun wapenschild aan, al naar gelang de politieke omstandigheden of vanwege een prestigieuze huwelijksalliantie. Zo deelde Reinoud I van Brederode (1336-1390) de Holllandse leeuw met de barensteel, met de rode leeuw van Valkenburg op een zilver veld, aangezien zijn moeder uit het geslacht van de heren van Valkenburg stamde. In het Wapenboek Beyeren  is dat goed te zien.

brederode-in-beyeren
De heer van Brederode (Reinoud I), geflankeerd door de drossaard van Henegouwen en de heer van Ligne in het Wapenboek Beyeren. De drie wapenschilden dragen een miniatuur banier, ten teken van het feit dat hier om baanderheren gaat, ridders die een eigen compagnie aanvoerden. Den Haag, Koninklijke Bibliotheek, 79 K 21 (zie hier)

Tot en met Walraven II van Brederode (1462-1531) bleven de heren dit wapen voeren. In de vijftiende eeuw verwijderden ze echter de barensteel waardoor het volle wapen van Holland opeens zichtbaar werd. In de partijtwisten die het graafschap in die tijd teisterden, bevonden de Brederodes zich in het Hoekse kamp. De Hoeken betwistten actief de legitimiteit van de Bourgondische heersers als graven van Holland. Hertog Filips de Goede dacht in 1445 een slimme zet te doen door de aanvoerder van de Hoeken, Reinoud II van Brederode (1415-1473), op te nemen in de prestigieuze Orde van het Gulden Vlies.

Toen brak de heraldische strijd pas goed los. De Kabeljauwen, de gezworen tegenstanders van de Hoeken, drongen er bij de hertog op aan dat Reinoud II zijn wapen moest breken met een barensteel omdat hij immers afkomstig was uit een bastaardtak van de graven van Holland (zie ook hier). Volgens chroniqueur Jan van Leiden liet Filips het uitzoeken in ‘alle die oude scriften’ die te vinden waren in de abdij van Egmond en in de archieven in Den Haag. Conclusie: ‘doe vant men al tesamen gelogen’. Reinoud en zijn opvolgers mochten het ongedeelde wapen gewoon blijven voeren.

reinoud-ii-van-brederode
Wapenschild van Reinoud II van Brederode in het wapenboek van de ridders van het Gulden Vlies. Hier is goed te zien dat Reinoud het ongedeelde wapen van Holland voert, zonder barensteel. Dat de rode leeuw van Valkenburg hier bruin is geworden komt doordat de zilververf is geoxideerd (zie hier voor meer uitleg door Marjolijn Kruip). Den Haag, Koninklijke Bibliotheek, ms. 76 E 10.

Thijs Porck heeft in dit artikel aangetoond dat Jan van Leiden in zijn kroniek, geschreven in opdracht van Reinouds echtgenote Yolanda van Lalaing, aan de hand van een vervalste genealogie wilde aantonen dat de heren van Brederode wel degelijk in een legitieme lijn afstamden van het Hollandse gravenhuis en verder nog van Troylus. Deze legendarische  stichter van Troje zou zelfs hetzelfde wapenschild als de heer van Brederode zou hebben gevoerd!

Maar er is meer. Van Leiden vermeldt niet dat Reinoud II zijn wapen helemaal  niet hoefde te breken omdat het immers al gebroken was met de Valkenburgse leeuwen. Hij had niet alleen de Trojaanse afstamming maar ook het verhaal van de Kabeljauwen  uit zijn duim gezogen. Dat werd in 1531 duidelijk toen Reinoud III van Brederode (1492-1556), een kleinzoon van Reinoud II, het waagde om op een toernooi in Gent en op de stadspoorten van Utrecht het volle wapen van de graven van Holland te tonen, terwijl dat natuurlijk toebehoorde aan Karel V.  Begin dat jaar was hij zijn overleden vader Walraven II opgevolgd en hij besloot toen blijkbaar om het wapen van Valkenburg te laten vervallen. Daardoor bleef het volle wapen van Holland over en dat was niet de bedoeling in de ogen van de toenmalige bewindhebbers. Mogelijk was Reinoud III geïnspireerd door de geschriften van Jan van Leiden want hij liet in die tijd juist een flink aantal kopieën van de Brederode-kroniek vervaardigen (zie hier).

brederode-toernooi-bodl_douce93_roll397-4_frame12
Gebedenboek van Yolanda van Lalaing, echtgenote van Reinoud II van Brederode en mogelijk opdrachtgeefster van de kroniek van de heren van Brederode door Jan van Leiden. Oxford, Bodleian Library, ms. Douce 93.

Toch vraag ik me af of Reinoud III echt de bedoeling heeft gehad om keizer Karel V te schofferen. Zijn grafelijke pretenties zouden in de Nederlanden van rond 1530 geen schijn van kans hebben gehad. Het was misschien eerder zijn bedoeling om als ‘the best of the rest’ te worden beschouwd. Hij wilde zich onderscheiden als edelman afkomstig uit een roemrijk adellijk geslacht met grafelijke wortels. Op deze manier plaatste hij zich boven andere edelen (Egmond, Croÿ, Wassenaar etc.) die op hun beurt bezig waren om zich te profileren aan het hof van Karel. Dat Brederode zich juist op een toernooi wilde bewijzen, toont aan dat zijn heraldische boodschap bedoeld was voor zijn standgenoten en natuurlijk voor de toeschouwers. Maar waarom liet de edelman ook op de Utrechtse stadspoort zijn wapenschild aanbrengen? Suggesties? Sowieso is het opmerkelijk dat een edelman blijkbaar zijn herkenningsteken kon aanbrengen op het symbool bij uitstek van stedelijke autonomie.

Karel V kon dit niet zomaar laten passeren en daagde de edelman voor het gerecht. Reinoud III kreeg een jaar tijd om zijn wapen weer aan te passen maar hij werd zeker niet met een doodvonnis bedreigd zoals latere historici wel hebben beweerd (zie hier). Dat betekent dat de soep zeker niet zo heet werd gegeten als zij werd opgediend. Op deze prent van  Cornelis Anthonisz. is duidelijk te zien dat Brederode gehoor gaf aan het vonnis. Hij wilde zijn positie als vooraanstaand edelman en hoveling, en als bezitter van talrijke heerlijkheden niet op het spel zetten voor een wapenschild. De confrontatie met de ‘echte’ leeuw was hem net een brug te ver.

rp-p-ob-39-795
Cornelis Anthonisz. Heren van Brederode, van Zyphridus tot en met Reinoud III (recht blad). Geheel rechts is Reinoud III van Brederode te zien met daarboven zijn wapenschild (de Hollandse leeuw, hier met barensteel) en daarnaast het wapenschild van zijn echtgenote. Amsterdam, Rijksmusem, RP-P-PB-39.795

De nieuwe mens?

Een koopje! Dat moet de Vlaamse ondernemer Fernand Huts gedacht hebben toen hij in januari 2015 op een veiling van Freeman’s voor 11.250 dollar een schilderij kocht met daarop de Brusselaar Wouter van der Noot (†1499), zijn echtgenote Digna van Grimbergen (†1469) en hun kinderen, allen geknield in aanbidding voor Maria met het kindje Jezus. Het betreft een kopie van een schilderij dat oorspronkelijk in de kapel van O.L.V. Visitatie hing van de kerk van het karmelietenklooster te Brussel. De gouden gloed die Van der Noot en zijn zoons uitstralen moet een onweerstaanbare aantrekkingskracht hebben gehad op de Antwerpse havenbaron.

van der noot aanbidding
Wouter van der Noot, zijn echtgenote Digna van Grimbergen en hun kinderen in aanbidding voor Maria met het kindje Jezus op schoot. Phoebus collection. Foto: Freeman’s.

Huts is een fervent kunstverzamelaar en –handelaar; volgens Wikipedia verkocht hij in 2014 het schilderij de Narrenhandel van Frans Verbeeck de Oude voor meer dan 3 miljoen euro. Hij investeerde bijna het volledige bedrag in april van 2016 om het portret van de Delftenaar Joost Aemszoon van der Burch (†1570), geschilderd door Jan Cornelisz. Vermeyen, aan te schaffen op een veiling van Old Masters bij Christie’s. Dat was net op tijd om het schilderij een prominente plaats te geven op de tentoonstelling Voor God en Geld. Gouden tijd van de Zuidelijke Nederlanden die momenteel loopt in het Gentse karmelietenklooster.

Van der Burch
Jan Cornelisz. Vermeyen, Portret van Joost Aemszoon van der Burch, 1541. Phoebus collection. Foto: Christie’s.

Waarom neemt deze Delftenaar zo’n centrale plaats in op een tentoonstelling die over de Zuidelijke Nederlanden gaat? Huts vereenzelvigt zich in zulke mate met Van der Burch dat hij zijn hoofd heeft laten fotoshoppen in het schilderij voor de cover van een tijdschrift ter promotie van de tentoonstelling. In de tentoonstellingscatalogus (p. 309) beweert de magnaat dat Van der Burch de belichaming is van ‘de nieuwe mens’ die rond 1500 opstond in de Zuidelijke Nederlanden, en dan met name in Antwerpen, en bevrijd van de ketenen van het geloof en zonder betuttelende overheid kon gaan ondernemen, innoveren en geld verdienen.

Maar wie was die Joost van der Burch eigenlijk? Hij staat dan wel op het omslag van de tentoonstellingscatalogus maar de informatie hierin over de man is zeer summier en zonder verdere bronverwijzingen. Mogelijk ligt dat aan de nogal opmerkelijke manier waarop deze catalogus tot stand kwam: Huts schreef zelf de helft van de catalogus, terwijl de conservator van de tentoonstelling de andere helft voor haar rekening nam. De auteurs hebben de diverse kruisverbanden tussen Van der Burch en andere objecten in de tentoonstelling echter niet opgemerkt.

Van der Burch was afkomstig uit een Delftse brouwersfamilie. Hij studeerde te Orléans, een gerenommeerde rechtenuniversiteit in de late middeleeuwen. De Delftenaar was blijkbaar een goed jurist want Karel V benoemde hem in 1522 tot lid van de Raad van Brabant, het hoogste rechtscollege van het toenmalige hertogdom. Dat ambt, dat hij tot zijn dood in 1570 (!) bekleedde, staat niet voor niets prominent gegraveerd in de lijst van het schilderij.

Van der Burchs levensloop vertoont grote overeenkomsten met de boven vermelde Wouter  van der Noot. Deze Brusselaar was eveneens afkomstig uit een belangrijke familie van stadsbestuurders, en was ook lid van de Raad van Brabant, te weten van 1477 tot 1499 toen hij zijn ambt overdeed aan zijn zoon Jeroen. Jeroen van der Noot was net als Van der Burch een alumnus van Orléans en schopte het in 1515 tot kanselier, hoofd van de Raad, waardoor hij in feite baas was van Van der Burch bij diens benoeming tot raadslid in 1522.

Zo nieuw was Van der Burch dus niet. Vele leden van burgerlijke en ook adellijke geslachten gingen in de vijftiende eeuw (rechten) studeren om zo betere kansen te creëren op een loopbaan binnen het uitdijende staatsapparaat. Dergelijke lieden zagen er niet tegenop om veel te reizen en voor lange tijd een andere domicilie te zoeken, zolang het maar bijdroeg aan hun stijging op de maatschappelijke ladder.

Wel is er een opvallend verschil in de manier waarop Van der Noot en Van der Burch zich lieten afbeelden. Van der Noot en zijn zoons tonen wel een nederige houding maar trekken door hun ridderlijke uitdossing en hun opvallende heraldische herkenningsteken (vijf zwarte Jacobsschelpen in de vorm van een kruis op een gouden veld) meer aandacht dan het object van hun devotie. Van der Noot was in 1454 door Filips de Goede tot ridder geslagen en het is niet voor niets dat de omgorde zwaarden, de helm en de sporen met veel blingbling getoond worden.

Het portret van Van der Burch was waarschijnlijk niet bedoeld voor een religieuze setting. Ik weet niet of de Delftenaar geridderd was maar hij laat zich er zeker niet op voorstaan. Dat was in de zestiende eeuw ook minder noodzakelijk. Zijn gezaghebbende blik, zijn zwarte fluwelen met bont gevoerde toga, de baret en de attributen (handschoenen en een (proces?)rol) spreken boekdelen over zijn status. De acht wapenschilden van zijn overgrootouders moeten de toeschouwer wijzen op een voornaam voorgeslacht. Toch lieten topambtenaren die niet konden bogen op een adellijke of ridderlijke status zich in de vijftiende eeuw ook al op een dergelijke manier afbeelden. Ook in dit opzicht is Van der Burch dus geen trendsetter.

Portrait-of-barthelemy-alatruye-1853
Portret van de rekenmeester Bartholomeus à la Truye, actief in de Rekenkamer van Holland en Zeeland 1432-1446. Foto: wikimedia

Moet u dan wel afreizen naar Gent? Er is zeker veel kritiek te leveren niet alleen op de manier waarop Huts kunst gebruikt om zichzelf te positioneren en zijn gedachtegoed te ventileren, maar ook op de manier waarop de werken zijn tentoongesteld (zie hier en hier). Maar kijk en oordeel zelf want er zijn vele topstukken te zien die straks weer achter de muren van Huts’ Phoebus Foundation verdwijnen. Wat mij betreft waren de hoogtepunten echter niet afkomstig uit zijn privé-collectie maar kwamen ze van elders: het gigantische hoofd van de reus Antigoon (MAS Antwerpen) en de verbluffende kalenderwijzerplaat (M Leuven) met daarop vele fascinerende details, inclusief een steekspel.

kalenderwijzerplaat Leuven2
Kalenderwijzerplaat, ca. 1500. Museum M, Leuven. Foto: erfgoedcel Leuven

 

 

antigoon
Pieter Coecke van Aelst, Hoofd van Antigoon, ca. 1534. Foto: MAS Antwerpen, wikipedia

 

 

Een verhaal van Brabant?

Ik was onlangs in het Noordbrabants Museum te ’s-Hertogenbosch. Het is gevestigd in een voormalig 18de eeuws stadspaleis dat onlangs op schitterende wijze werd verbouwd en uitgebreid door de architect Wim Quist.

Anoniem, De lakenmarkt van 's-Hertogenbosch (ca. 1530). Noordbrabants Museum. Bron: klik hier http://www.thuisinbrabant.nl/object/noordbrabants-museum/01596
Anoniem, De lakenmarkt van ‘s-Hertogenbosch (ca. 1530). Noordbrabants Museum. Bron: klik hier.

Dat klinkt goed!

Zeker. De voormalige vergaderzaal van de Staten van Noord-Brabant is bijvoorbeeld prachtig opgepoetst.  En in een van de nieuwe vleugels van het museum is ‘Het verhaal van Brabant’ ondergebracht.

Brabant? ’s-Hertogenbosch ligt toch in Noord-Brabant?

Tja, dat ligt ingewikkeld. Zowel in het dagelijks leven als in de geschiedenis verwordt Noord-Brabant al snel tot Brabant. Inwoners van Noord-Brabant voelen en noemen zich (terecht) gewoon Brabanders. En waar denkt Guus Meeuwis aan? Juist. In een filmpje op de website van het museum doemt een grondgebied op dat verdacht veel op de huidige provincie lijkt. Voor de middeleeuwen, wanneer ‘Brabant een bloeiperiode beleefde’, zien we hetzelfde stuk land als in later perioden. Strikt genomen was het hertogdom Brabant natuurlijk veel groter dan het huidige Noord-Brabant. Als het over ‘de steden’ gaat, gaat het vooral over Den Bosch. Over die andere Brabantse steden (Antwerpen, Brussel, Leuven, Tienen etc.) geen woord. Met andere woorden: we doen net alsof Noord-Brabant gelijk is aan Brabant en we projecteren dat terug op de middeleeuwen.

Okay, dat is maar een filmpje. Hoe brengt het museum Brabant aan de man?

Nou, gelukkig wordt dit beeld in het museum (deels) rechtgezet. In het middeleeuwenpaviljoen van ‘Het verhaal van Brabant’ wordt met uitgebreide informatieborden en interactieve applicaties duidelijk gemaakt dat het hertogdom Brabant toch echt wat anders was dan het huidige Noord-Brabant. Ook al is het aantal ‘echt middeleeuwse’ stukken beperkt, de bezoeker krijgt een boeiend beeld van met name de economische en religieuze ontwikkelingen in het hertogdom. Het digitale paneel over Bergen op Zoom – we blijven toch maar even in Noord-Brabant –  is bijvoorbeeld heel informatief en betrekt in een breder kader voortdurend het hele hertogdom.

Verder nog mooie dingen gezien?

De fraaie wapenborden van twee ridders van het Gulden Vlies (in het bezit van het Rijksmuseum) die ooit in het koor van de Sint-Jan hingen, zijn er te bewonderen, evenals de intrigerende ‘Maaltijd van de heren van Liere’. Hier wordt een belangrijke Antwerpse familie afgebeeld in een setting die doet denken aan het Laatste Avondmaal.

 Maaltijd van de Heren van Liere te Antwerpen (1523). Anoniem Zuid-Nederlands. Olieverf op paneel. Collectie Centraal Museum, Utrecht. Zie hier.
Maaltijd van de Heren van Liere te Antwerpen (1523). Anoniem Zuid-Nederlands. Olieverf op paneel. Collectie Centraal Museum, Utrecht. Bron: zie hier.

Mogelijk gaat het om een vergadering van stadsbestuurders of een broederschap (zie hier). Het schilderij is gedateerd 1523 (ook al is dit een latere kopie) en geeft goed weer hoe stedelijke patriciërsfamilies met adellijke ambities zich wilden presenteren aan het nageslacht: de zwarte onderscheidende kleding van de centrale personages, de rijk gedekte tafel, de toonkast met wat schenkkannen en het familiewapen (in zilver drie afgesneden zwarte lelies) in tweevoud achter de ‘hoofdrolspelers.’

Er wordt vast aandacht besteed aan de Brabantse hertogen.

Portret van Filips de Goede (1396-1467). Vermoedelijk 16de eeuwse kopie. Noordbrabants museum, nr. 00834.
Portret van Filips de Goede (1396-1467). Vermoedelijk 16de eeuwse kopie. Noordbrabants museum, nr. 00834.

Niet heel veel. De politieke geschiedenis is sowieso niet goed vertegenwoordigd. Van de oude ‘Brabantse’ dynastie heb ik geen spoor kunnen terugvinden. En van de Bourgondische dynastie is er een opmerkelijk portret van Filips de Goede te zien. Het wordt in de digitale collectie gedateerd op 1400. Opmerkelijk, want Filips (1396-1467 en hertog van Brabant vanaf 1430) was toen pas vier jaar oud. Het lijkt mij eerder een (matige) kopie van een schilderij van Rogier van der Weyden.

Foutje, kan gebeuren. En ‘onze’ grote Jeroen Bosch? Die zal toch niet ontbreken?

Aan deze meesterlijke schilder is een heel paviljoen gewijd, waar dan weer de integrale benadering (objecten en schilderijen) is losgelaten. Hier hangen enkele werken van navolgers of leerlingen van Bosch maar de meester zelf ontbreekt.

Ach wat jammer.

Navolger van Jeroen Bosch, De heilige Christoffel. Noordbrabants museum nr. 08057. Bron: klik hier http://www.thuisinbrabant.nl/object/noordbrabants-museum/08057
Navolger van Jeroen Bosch, De heilige Christoffel. Noordbrabants museum nr. 08057. Bron: klik hier.

Die navolgers konden er ook wat van, hoor. Bovendien opent over een jaar een grote tentoonstelling over deze belangrijke schilder en hiervoor worden zijn werken vanuit de hele wereld ingevlogen (en natuurlijk uit Rotterdam: het Boijmans bezit diverse werken). Het jaar 2016 is meteen maar gebombardeerd tot Boschjaar en moet de hoofdstad van Noord-Brabant weer op de culturele kaart zetten.

Iedereen dus naar ’s-Hertogenbosch?

‘Het verhaal van Brabant’ is zeker de moeite waard, al is het maar omdat er ook nog een paar vroege Van Goghs hangen naast een schitterende DAF uit 1963. Historici zijn soms huiverig voor dergelijke etiketten en (de meesten) pretenderen nooit  ‘het’ verhaal te vertellen, in de wetenschap dat een volgende generatie weer een heel ander verhaal zal vertellen. Een recente bundel over de geschiedenis van Noord-Brabant is niet voor niets Verhalen van Brabant getiteld. Aan de andere kant: misschien heeft de argeloze museumbezoeker juist behoefte aan duidelijkheid. De geschiedenis is al ingewikkeld genoeg.

De Zeeuwse leeuw is los!

De provincie Zeeland laat zijn middeleeuwse leeuw los. Althans, dat was het plan. Gedeputeerde Staten hadden een nieuw logo laten ontwerpen zonder de karakteristieke rode leeuw. Een paar politici trokken – onder druk van enig twitter- en facebookgeweld – echter met succes aan de bel: de leeuw moet terug. De Zeeuwse leeuw staat immers symbool ‘voor verbondenheid en de Zeeuwse identiteit’, aldus de SGP (nu nog vier van de 39 zetels en lid van de Gedeputeerde Staten). Hoe was het dan mogelijk dat de leeuw dan toch bij het grofvuil werd gezet? Heel eenvoudig: het nieuwe beeldmerk kostte minder dan 25.000 euro dus er hoefde geen toestemming aan Provinciale Staten gevraagd te worden.

Wapenschild van Zeeland, ca. 1480-1500. Anthonis de Roovere, Cronicke van Vlaenderen. Brugge, Openbare Bibliotheek, ms. 437 http://www.flandrica.be/items/show/904/
Wapenschild van Zeeland, ca. 1480-1500. Anthonis de Roovere, Cronicke van Vlaenderen. Brugge, Openbare Bibliotheek, ms. 437. Klik hier.

De leeuw mag overigens nog wel blijven staan in het officiële wapen van de provincie. Zeeland is niet de enige provincie die nog min of meer het middeleeuwse wapenschild gebruikt. Zo voert Noord-Brabant nog steeds de gouden leeuw op een zwart veld, het heraldische symbool van het (veel grotere) middeleeuwse hertogdom Brabant. En ook in Friesland, Holland (Noord en Zuid) en Gelderland hebben de middeleeuwse leeuwen, in diverse kleuren, reeds vele provinciebestuurders overleefd.

Al die leeuwen staan sinds mensenheugenis symbool voor het territorium en zijn herkenningstekens van het bevoegd gezag. Ze zijn ooit op de blazoenen van de toenmalig regerende vorstenhuizen terecht gekomen. Dat was natuurlijk geen toeval. In het dierenrijk staat de ‘koning der dieren’ aan de top van de voedselketen. Maar meer nog: de leeuw staat voor kracht, moed, trots en gerechtigheid, allemaal zeer geschikte kwaliteiten die een zelfbewuste vorst zich graag toedichtte.

Geen verrassing dus dat de Franse historicus Michel Pastoureau na het tellen van 125.000 wapenschilden over een tijdspanne van drie eeuwen (1200-1500) ontdekte dat de leeuw de lijst aanvoert van afgebeelde stukken (15%). Hij eindigde ver voor de adelaar (3%) en de beer (0,5%), twee andere dieren met koninklijke pretenties. Bij een uitsplitsing naar regio blijkt echter dat in de Nederlanden de leeuw relatief vaker voorkomt dan elders (18% en meer).

In de twaalfde en dertiende eeuw kozen vele vorsten en edelen in de Nederlanden voor de leeuw als symbool voor hun aversie tegen de Duitse keizer. Voor de keizer, die goed naar zijn Romeinse voorbeeld had gekeken, was de adelaar immers het symbool van soeverein gezag.

Maria van Bourgondië met de zeventien wapenschilden van haar territoria, ca. 1480-1500. Uit: Anthonis de Roovere, Cronicke van Vlaenderen. Brugge, Openbare Bibliotheek, ms. 437. Bron: klik hier.
Maria van Bourgondië met de zeventien wapenschilden van haar territoria, ca. 1480-1500. Uit: Anthonis de Roovere, Cronicke van Vlaenderen. Brugge, Openbare Bibliotheek, ms. 437. Bron: klik hier.

De populariteit van de leeuw in deze streken is goed terug te zien in miniaturen met de wapenschilden van de Nederlanden. Op de zeventien wapenschilden in een miniatuur met Maria van Bourgondië (r. 1477-1482) zijn er maar liefst elf met leeuwen te vinden. De Zeeuwse leeuw staat er nog prominent op (voor de oudste afbeelding klik hier).

Wapenschild van Filips de Goede. Wapenboek van Hendrik van Heesel, ca. 1450. Antwerpen, Stadsbibliotheek, B 89420 A http://anet.ua.ac.be/desktop/sba/static/ebooks/EHC_B89420.pdf
Wapenschild van Filips de Goede. Wapenboek van Hendrik van Heesel, ca. 1450. Antwerpen, Stadsbibliotheek, B 89420 A. Bron: klik hier

Toen de Bourgondische vorsten de gewesten in de Nederlanden in handen kregen, verweefden zij op subtiele wijze de leeuwen in hun persoonlijke wapenschild. Jan zonder Vrees (r. 1404-1419) gaf de Vlaamse leeuw een prominente plaats in het hart. Zijn zoon Filips de Goede (r. 1419-1467) voegde daar nog eens zowel de Brabantse als de Limburgse leeuw aan toe.

Het was een statement tegenover de Franse koning (lelie) en de Duitse keizer (adelaar), de twee enige Europese vorsten die nooit een leeuw in hun wapenschild hebben gehad. Juist op het grondgebied van deze twee soevereine vorsten creëerden de Bourgondiërs hun eigen staat. De drie leeuwen moesten het nu toch wel tegen de adelaar kunnen opnemen.

Interessant is de beweegreden van de provincie Zeeland om de leeuw te verwijderen. Het dier stond blijkbaar vooral symbool voor de provincie als ‘gezagsdrager, vergunningverlener en handhaver. Tegenwoordig is dat heel anders. We staan het liefste naast de mensen, we hebben een meer faciliterende rol.’ De leeuw straalt tegenwoordig teveel gezag uit en mag de burger niet intimideren. De provincie gaat het nieuwe wapen heroverwegen, volgens de Provinciale Zeeuwse Courant. ‘Er zijn meerdere ontwerpen gemaakt. Ook ontwerpen waarvan de leeuw onderdeel uitmaakt.’ Nee, die leeuw gaat het niet redden. Ik suggereer het Zeeuwse trekpaard voor het nieuwe logo.

Wapen van Bartout van Assendelft. Uit: Wapenboek Beyeren (ca. 1400) f. 58r, Den Haag, Koninklijke Bibliotheek. Bron: klik hier.
Wapen van Bartout van Assendelft. Uit: Wapenboek Beyeren (ca. 1400) f. 58r, Den Haag, Koninklijke Bibliotheek. Bron: klik hier.

Tafelschikking

Hoe zitten u en uw partner en eventuele andere gezinsleden aan tafel? Ik vermoed dat iedereen een vaste plaats heeft. De meeste mensen houden van regelmaat en routine en zijn gewend, ja zelfs gehecht, aan juist die bepaalde zitplaats. De plaats aan tafel geeft in bepaalde settings de plaats van de tafelgenoten in een hiërarchie aan. Denk bijvoorbeeld aan die reclame van een paar jaar terug waarin de vader aan het hoofd van de tafel zit en daar dan het vlees snijdt.  Of aan het afscheidsdiner van koningin Beatrix in het Rijksmuseum in april van dit jaar waar het protocol voorschrijft wie naast wie zit.

Diner bij het afscheid van koningin Beatrix in het Rijksmuseum Bron: www.koninklijkhuis.nl
Diner bij het afscheid van koningin Beatrix in het Rijksmuseum Bron: http://www.koninklijkhuis.nl

Natuurlijk werd ook in de zeer hiërarchisch ingestelde middeleeuwse samenleving goed gelet op de tafelschikking. Via beschrijvingen in kronieken weten we bijvoorbeeld hoe men was gezeten tijdens feesten aan het Bourgondische hof. Zo waren er in 1454 tijdens het beroemde Feest van de Fazant drie tafels opgesteld: een kleine, een middelgrote en een grote. Ze waren opgetuigd met allerlei feeërieke decors en figuranten.

Feest van de fazant.  Kopie naar anoniem, ca. 1500 - ca. 1599. Bron: https://www.rijksmuseum.nl/nl/collectie/SK-A-4212.
Feest van de fazant gehouden in de grote zaal van het Zaalpaleis te Rijsel. Links zien we Filips de Goede (le bon duc Philipes)  met zijn vrouw Isabella van Portugal (la duchesse). In het midden hun zoon Karel (le comte de Charollois) en zijn vrouw Isabella van Bourbon. Kopie naar anoniem, 16d eeuw.  Amsterdam, Rijksmuseum inv. SK-A-4212. 

Op de tafel waar hertog Filips de Goede plaatsnam, de middelgrote tafel, was niet alleen een kerk met klokkenspel en vier zangers te bewonderen, maar ook nog een opgetuigde kraak met allerhande handelswaar en zeelieden, en, als klap op de vuurpijl, een bloot jongetje op een rots dat continue rozenwater plaste. De hertog zat aan het midden van deze tafel met links zijn echtgenote Isabella van Portugal en rechts zijn schoondochter Isabella van Bourbon. Verder was er slechts een kleine kring van naaste familieleden en vertrouwelingen met hun partners aan deze tafel te vinden. Karel, de zoon van het hertogelijk paar, zat aan de grote tafel, vergezeld door enkele topfiguren uit de hofhouding en andere niet met name genoemde ridders en vrouwen. De derde tafel was bestemd voor de overige knapen en jonkvrouwen uit de hofhouding. Zo had iedere rang binnen de hofhouding zijn eigen tafel.

Ook tijdens de vergaderingen van de vorst met de vertegenwoordigers van de onderdanen werd gehecht aan een duidelijke schikking. Men zat bij die gelegenheden overigens niet aan tafels maar op lange banken. Op de onderstaande miniatuur van de openingssessie van het Engelse parlement in april 1523,  is de schikking van de banken in een open carrévorm goed te zien.

dddd
Opening van het Engels parlement in Blackfriars, 15 april 1523. The Wriothesley Garter Boook, ca. 1530. Bron: http://www.royalcollection.org.uk/collection/1047414/the-wriothesley-garter-book.

Koning Hendrik VIII is centraal gezeten onder een baldakijn met aan zijn rechterhand zijn belangrijkste  geestelijke raadsheren – onder wie de aartsbisschop van York, Thomas Wolsey, te herkennen aan zijn rode kardinaalshoed – en aan zijn linkerhand twee (rechtsgeleerde?) raadsheren. Zij zijn gezeten tegenover de leden van het parlement die allemaal een eigen plek hebben, al naar gelang hun sociale positie. Ter rechterzijde van de vorst – de meest prestigieuze plek – zitten de vertegenwoordigers van de geestelijkheid (de Lords Spiritual), negen bisschoppen in het rood op de eerste rang, zeventien abten in het blauw op de tweede rang. Ter linkerzijde vinden we de adel (de Lords Temporal) netjes gerangschikt in hertogen (met vier witte strepen op hun tabbaard) en graven (met drie strepen) op de eerste rang en de baronnen (met twee strepen) op de tweede rang en recht tegenover de koning. Helemaal onderaan de miniatuur zijn nog net de veertien vertegenwoordigers van de steden en het platteland (de Commons) te zien met in het midden staand Thomas More, de speaker. De marginale rol van de Commons op deze miniatuur doet overigens geen recht aan hun belangrijke politieke rol in de late middeleeuwen.

In de Nederlanden kwam er tijdens de vergaderingen van de Staten Generaal in de vijftiende en zestiende eeuw nog een ‘schikkingsprobleem’ bij. Op deze bijeenkomsten kwamen natuurlijk ook de drie standen (staten) bij elkaar voor overleg. Maar de gedeputeerden kwamen uit allerlei verschilllende gewesten: Brabant, Vlaanderen, Holland, Zeeland, Henegouwen, Luxemburg, Namen etc. Wie kreeg nu de meest prestigieuze plek? Van oudsher werd deze toebedeeld aan de gedeputeerden uit het hertogdom Brabant. Dat betekende dat de Brabanders ter rechterzijde van de vorst mochten zitten: de abten vooraan, daarachter de edelen en dan pas de stedelijke vertegenwoordigers. Bovendien mochten zij het woord voeren namens alle gedeputeerden. De woordvoerder was meestal de pensionaris van de belangrijkste stad van Brabant, Brussel.

De Vlamingen zaten normaliter op de banken ter linkerzijde van de vorst, dus recht tegenover de Brabanders. Zij aasden op de plek van de Brabanders en het bijbehorende woordvoerderschap en kaartten dit herhaaldelijk aan bij de vorst.1 Maar de Brabanders lieten zich deze machtspositie niet zomaar ontnemen. Immers, wie het woord voerde kon ook de uitkomst beïnvloeden van de beraadslagingen die vaak over nieuwe belastingen gingen. Zij deden daarbij een beroep op de ‘oudheid’ en het prestige van het hertogdom dat immers hoger stond aangeschreven dan een graafschap als Vlaanderen. Dit kwam ook tot uitdrukking in de eindeloze rij met titels die de Bourgondische en Habsburgse vorsten voerden. In deze trits werden altijd eerst de hertogdommen en daarna pas de graafschappen genoemd.

Portret van Margareta van Oostenrijk (1480-1530), landvoogdes der Nederlanden. Bernard van Orley (atelier van). Brussel, Koninklijke Musea voor Schone Kunsten, inv. 4059.
Portret van Margareta van Oostenrijk (1480-1530), landvoogdes der Nederlanden. Bernard van Orley (atelier van). Brussel, Koninklijke Musea voor Schone Kunsten, inv. 4059.

Margaretha van Oostenrijk velde in 1508 een Salomonsoordeel: zij erkende de rechten van de Brabanders en wilde niet tornen aan hun eersterangs zitplaatsen. Maar ze vond wel dat de Vlamingen bij vergaderingen op Vlaams grondgebied – de Staten Generaal hadden namelijk geen vaste vergaderplaats – het woord mochten voeren. Het belette de Vlamingen overigens niet om in de jaren erna opnieuw het voorrangsbeleid aan te vechten. Zij wilden ook wel eens het vlees snijden.

1. Zie over dit conflict het artikel van R. Wellens,  ‘Le droit de préséance dans les assemblées des Etats Generaux des Pays-Bas au XVe Siècle’, Standen en landen 47 (1968), 113–47

Van Filips I naar Filips VI

Wat hebben Filips VI (1968-), die vorige week de troon aanvaardde van het koninkrijk Spanje, en Filips I (1478-1506), bijgenaamd de Schone, met elkaar gemeen?

Allereerst natuurlijk hun voornaam. Filips de Schone was de eerste van die naam, Filips VI, ja u raadt het al, de zesde. De eerste Filips was de zoon van Maria van Bourgondië (1457-1482) en Maximiliaan I van Habsburg (1459-1519) en de vader van Karel V (Carlos I in Spanje). Filips was vernoemd naar zijn overgrootvader Filips de Goede (1396-1467) die als een populaire ‘goede’ vorst werd beschouwd in de Nederlanden. Diens grootvader Filips de Stoute was weer een Franse koningszoon. In het Franse koningshuis was Filips een veelvoorkomende naam.

Filips de Schone (gekroond) op een glasraam in de Sint-Gummaruskerk te Lier
Filips de Schone (gekroond) op een glasraam in de Sint-Gummaruskerk te Lier

Ten tweede natuurlijk hun titel. Filips I mocht zich koning van Castilië noemen (ook al was dat maar voor 2,5 maand), Filips VI koning van Spanje. Okay, een aardig territoriaal verschil maar Castilië was wel het centrale koninkrijk van de samengestelde Spaanse monarchie in de vijftiende eeuw. Filips de Schone was de erfgenaam van de Bourgondische Nederlanden (Holland, Zeeland, Vlaanderen, Brabant, Artesië etc.) en wist zijn gezag dankzij zijn huwelijk met Johanna van Castilië (1479-1555), bijgenaamd de Waanzinnige, uit te breiden over de Spaanse erflanden. Dit huwelijk werd gesloten in oktober 1496 te Lier in de Sint Gummaruskerk. Enkele fraaie gebrandschilderde glazen herinneren de bezoeker hier nog steeds aan deze verbintenis.

Tenslotte was/is hun beider koningschap niet geheel onomstreden. De snelheid waarmee de troonsopvolging in Spanje werd geregeld, was niet zonder reden. Bij de Europese verkiezingen hadden de grote nationale politieke partijen flinke averij opgelopen ten gunste van de regionale partijen en een nieuwe speler (Podemos) die voortkomt uit de Spaanse occupy-beweging. De oude vos Juan Carlos, de laatste tijd niet zo gunstig in het nieuws (Olifantenjacht!), wilde voorkomen dat er een uitgebreide discussie op gang kwam over het koningschap. Vandaar dat er ook geen buitenlandse gasten aanwezig waren bij de inhuldiging; Willem Alexander en Máxima zaten in Brazilië om het Nederlands elftal aan te moedigen.

Filips VI tijdens zijn aanvaardingstoespraak voor de verzamelde Spaanse volksvertegenwoordiging
Filips VI tijdens zijn aanvaardingstoespraak voor de verzamelde Spaanse volksvertegenwoordiging

Filips VI speelde tijdens zijn aanvaardingsspeech heel slim in op de diversiteit en de verschillende regio’s en talen van Spanje door te wijzen op verschillende literaire meesterwerken in het Baskisch, Catalaans en het Galicisch en in zijn slotwoord muchas gracias ook in deze drie talen te zeggen. Desondanks kon hij hiermee niet het applaus ontlokken van de aanwezige presidenten van de deelstaten.

Ook voor Filips I verliep de verwerving van de kroon niet helemaal soepeltjes. FIlips reisde twee keer naar Spanje. Pas tijdens zijn tweede reis, op 12 juli 1506, vond een vergadering plaats van de Cortes, het Spaanse parlement, waar hij samen met zijn vrouw Johanna de eed van trouw aflegde. Zij werden toen pas officieel als koningskoppel erkend door de vertegenwoordigers van de onderdanen.

Filips kon overigens niet lang genieten van zijn nieuw verworven titel. Op 25 september 1506, nog tijdens dezelfde trip door Spanje, overleed hij te Burgos. Johanna was ten einde raad en sleepte toen met zijn lichaam door heel Castilië om hem uiteindelijk een paar maanden later in Granada te laten begraven. Het is daarna niet meer goed gekomen met de vorstin; in 1508 werd zij opgesloten in een paleis te Tordesillas waar zij tot haar dood 47 jaar (!) later zou verblijven.

Over de vooruitzichten van Filips VI valt nog niet veel te zeggen, ook al zal hij het vast langer volhouden dan zijn naamgenoot. Voor nu even kijken naar de schitterende wijze waarop Monty Python het koningschap ter discussie stelt.

 

Vorstelijke voetwassing

Op Witte Donderdag 1468, 14 april in dat jaar, waste Karel de Stoute (r. 1467-1477) samen met zijn kapelaan, aalmoezenier en biechtvader de voeten en de handen van dertien arme lieden (treze povres personnes). De plaats waar hij deze daad verrichtte wordt niet nader genoemd maar vermoedelijk verbleef de vorst tijdens de Goede Week in Brugge. Karel en zijn geestelijke hovelingen hadden zich wel witte schorten laten aanmeten zodat hun peperdure kledij nog enigszins beschermd werd tegen het vuil en het druipende water. Na afloop van het ritueel kreeg iedere arme sloeber bovendien nog 13 schellingen toegestopt, een bedrag waarvoor een meester ambachtsman toch al snel twee tot drie dagen moest werken.

De Bourgondische hertog was geïnspireerd door de Goede Week sowieso vrijgevig want her en der, in Rijsel, Nijvel en Brussel deelde hij geldelijke geschenken uit aan de verworpenen der aarde. Een povre femme die zich ophield bij het kartuizerklooster van Scheut, in de nabijheid van Brussel, kreeg maar liefst acht pond toegestopt van Karel. Maar voor de Maria-devotie die aan de oorsprong lag van dit klooster had Karel dan ook een speciale belangstelling.

Voetwassing, door Meister des hausbuches, Gemäldegalerie, Berlijn
Voetwassing, door Meister des hausbuches, Gemäldegalerie, Berlijn

De voetwassing op Witte Donderdag was een gebruik dat Karel en zijn vader Filips de Goede (r. 1419-1467) hadden overgenomen van het Franse koningshuis, waaraan zij immers verwant waren. De vorsten baseerden hun gebruik op een Bijbelpassage uit het evangelie van Johannes, 13: 1-15:

Jezus […] stond tijdens de maaltijd op. Hij legde zijn bovenkleed af, sloeg een linnen doek om en goot water in een waskom. Hij begon de voeten van zijn leerlingen te wassen en droogde ze af met de doek die hij omgeslagen had.

Koning Lodewijk IX (Saint Louis, r. 1226-1270) wast de voeten van armen
Koning Lodewijk IX van Frankrijk (Saint Louis, r. 1226-1270) wast de voeten van armen

Het is misschien niet te geloven maar middeleeuwse vorsten namen dit gebruik met veel enthousiasme over. Het paste goed bij hun (ridderlijke) plicht om zorg te dragen voor de zwakkeren in de samenleving en natuurlijk bij de deugd van nederigheid. Daarnaast was er een sterk geloof dat de vorst door aanraking zieken kon genezen. De Franse historicus Marc Bloch schreef hier al in 1926 een baanbrekend boek over. Normaal gesproken werden de voeten van twaalf behoeftigen gewassen, analoog aan de twaalf apostelen. Het is een raadsel waarom Karel de Stoute hier dertien armen onder handen neemt. De twaalf apostelen plus Jezus Christus?

Het verstrekken van geldelijke geschenken aan armen op Witte Donderdag is overigens een traditie die tot op de dag van vandaag door het Engelse koningshuis wordt hoog gehouden. Het gebruik staat bekend als Royal Maundy. Ieder jaar kiest de Engelse vorst een kerk in het land waar een aantal oudere mannen en vrouwen, corresponderend met de leeftijd van de vorst, speciaal geslagen Maundy munten krijgen waarvan de waarde in pence (opnieuw) overeenkomt met de leeftijd van de vorstin. De hoge leeftijd van regerend vorstin Elizabeth levert dus extra vrijgevigheid op!