De Henegouwse ridder Jacques de Lalaing (1421-1453) leidde een kort en turbulent leven. Hieraan kwam een plotseling einde door een gericht schot tijdens de belegering van het kasteel Poeke, zo’n 20 kilometer ten westen van Gent. Wat deed Jacques daar precies en wie loste eigenlijk dat dodelijke schot? De kronieken die zijn overlijden beschrijven en de miniaturen die dat in beeld brengen, stemmen niet met elkaar overeen.
Geboren als oudste zoon van Willem en Jeanne de Créquy op het kasteel van Lallaing, vlakbij Douai, kreeg Jacques een opvoeding aan het hof van de Bourgondische hertog Filips de Goede (1396-1467). Die had in de jaren 1427-1433 de graafschappen Holland, Zeeland en Henegouwen aan zijn bezittingen in de Nederlanden toegevoegd. Jacques vervulde in diens naam in de jaren veertig en begin jaren vijftig talloze diplomatieke missies die hem naar Frankrijk, het Iberisch Schiereiland, Schotland, Engeland, Sicilië en de paus in Rome brachten. Hij was daarmee een belangrijke pion op het Europese politieke schaakbord waarop Filips de Goede graag speelde. Daarnaast was Jacques een schier onverslaanbare toernooiridder die zijn dapperheid, kracht en behendigheid vertoonde in Gent, Brugge, Brussel, Nancy, Chalon-sur-Saône, Valladolid en Stirling.

Deelname aan toernooien diende toen nog steeds als een effectieve training voor het echte werk op het slagveld. Jacques was dan ook actief als kapitein in het Bourgondische leger. Zo speelde hij een cruciale rol in het geschil dat Filips de Goede had met de stad Gent over het heffen van een nieuwe zoutbelasting. Dit conflict liep in de winter van 1451-52 uit op een regelrechte oorlog. Filips de Goede moest tot het uiterste gaan om de grootste stad in zijn gebieden op de knieën te krijgen. Hij vroeg nieuwe beden aan de onderdanen van al zijn gewesten buiten Vlaanderen om huurlingen te kunnen betalen die zij aan zij met zijn adellijke leenmannen gedurende twee jaar vochten tegen de Gentenaars en hun aanhangers.
De Gentenaars waren erin geslaagd om een versterkte ring rond de stad op te bouwen om het Bourgondische leger op een afstandje te houden. Het kasteel van Poeke was hierin een cruciale schakel. Begin juli had de hertog het beleg geslagen voor het kasteel van waaruit de Gentenaars diverse raids hadden uitgevoerd. Op 3 juli 1453 maakte Jacques een rondje langs de opgestelde artillerie. Hij moest eigenlijk rusten want hij was gewond aan zijn been. Maar hij kon het niet laten en wilde graag aanschouwen hoe een bombarde, een groot kanon, werd klaargemaakt om de muren van het kasteel aan gort te schieten. Hij was daar niet alleen maar werd vergezeld door andere hoge heren uit het Bourgondische leger, althans volgens zijn levensbeschrijving in het Livre des faits de Jacques de Lalaing, opgesteld ongeveer twintig jaar na zijn dood door een ooggetuige:
De heer van Ravenstein [Adolf van Kleef], [Anton] de bastaard van Bourgondië en heer Jacques de Lalaing aanschouwden hoe het bombarde de muren van het kasteel van Poeke aan het teisteren was. Ze dachten alledrie dat ze goed beschermd waren tegen het vijandige artillerievuur. Maar heer Jacques stond in feite buiten het mantelet (houten scherm) van het kanon achter een van de schilden. En precies op dat moment had een artillerist zijn vogelaar (klein kanon ) geladen. Hij stak het kruit aan en de kogel raakte het schild waarachter heer Jacques de Lalaing stond. Een stuk hout van de voorkant van het schild raakt hem zo hard boven het rechteroor dat een deel van zijn hoofd en hersenen werden afgerukt. Hij viel achterover op de grond zonder nog een voet of been te bewegen. (….) Toen het nieuws van Lalaings dood hertog Filips de Goede bereikte, weende hij grote, bittere tranen en hij was zo diep geraakt dat hij geen woord kon uitbrengen.
Essentieel in deze beschrijving (vrij vertaald uit het middelfrans) is dat Lalaing niet rechtstreeks door de kogel werd getroffen – zoals veel historici vermelden – maar door het rondvliegende houtwerk van het schild. Ook de schilders van de miniaturen die in de verschillende handschriften van het Livre des faits werden aangebracht, hadden duidelijk moeite met het weergeven van deze scene, zoals recent door Hanno Wijsman is betoogd. In het oudste overgeleverde handschrift (ca. 1480, zie hieronder) zijn er helemaal geen mantelets te zien en wordt Lalaing – goed te herkennen aan zijn burgerkledij – direct in het linkeroog (!) getroffen door een schutter met een handwapen.

In een latere versie van het Livre des faits (ca. 1530) wordt meer recht gedaan aan de beschrijving. We zien hier duidelijk het mantelet ook al ontbreken de houten schilden. De kanonskogel afgevuurd vanuit de kasteeltoren gaat richting het mantelet en Lalaing, getooid met een fraaie zwarte gepluimde hoed, lijkt nog even over zijn schouder te willen kijken; als hij dat had gedaan, dan had hij misschien nog net even kunnen bukken…

Lalaing was een van de vele dodelijke slachtoffers tijdens de Gentse oorlog. Omdat hij al door zijn tijdgenoten als een van de beste ridders van zijn tijd werd gezien, beschouwen veel historici zijn dood als een symbolische gebeurtenis die het einde van de rol van de ridderschap op het slagveld inluidde:
Hoe gering van uitwerking ook nog, reeds kondigde het kanon de toekomstige veranderingen van den oorlog aan. Het was als een ironische symboliek, dat het puik der dolende ridders ‘à la mode de Bourgogne’, Jacques de Lalaing, gedood werd door een kanonschot.
Aldus Nederlands beroemdste historicus Johan Huizinga in zijn Herfsttij der middeleeuwen uit 1919. De dood van Lalaing paste perfect in zijn these. Immers, de fine fleur van de ridderschap mocht dan wel zijn prachtigste kleuren tonen, in feite was het in de vijftiende eeuw gedaan met de vechtende klasse. De komst van het kanon speelde hierin een cruciale rol, althans volgens Huizinga. Nog steeds wordt deze zienswijze herhaald in talloze werken, laatst nog in het bekende boek van Bart van Loo.
Sinds de jaren tachtig hebben historici echter duidelijk gemaakt dat het nog lang niet gedaan was met de ridders te paard. Die bleven in de oorlogsvoering tot zeker in de late zestiende eeuw van belang. Bovendien waren vuurwapens geen nieuw verschijnsel op de slagvelden van de vijftiende eeuw. Al sinds het begin van de veertiende eeuw gebruikte men in Europa vuurwapens van verschillende grootte, en ja ook edelen konden die hanteren. Op zijn graftombe laat Jacques zijn voeten zelfs rusten op een vogelaar, een teken dat zijn ouders zich hadden verzoend met het tragische lot van hun zoon.

Achter Huizinga’s these en de grote verhalen over de veranderende oorlogsvoering in de late middeleeuwen, is het zicht op Lalaings vroegtijdige dood een beetje verloren gegaan. Hoe stierf hij eigenlijk precies en wie loste het dodelijke schot? In de Kroniek van Vlaanderen krijgen we een iets andere lezing dan in het bovengenoemde Livre des faits. Ook hierin wordt de inspectie van het kanon (busse) genoemd maar het voegt daaraan toe dat ook de kroonprins Karel, de latere Karel de Stoute (1433-1477), hierbij aanwezig was. Het geeft Lalaing nog meer status en verhoogt de dramatiek; voor hetzelfde geld had Filips de Goede zijn zoon verloren. Zijn geliefde bastaardzoon Cornelis was een jaar eerder al gestorven tijdens de slag bij het Vlaamse Bazel. De heren stonden niet achter het mantelet, maar gevieren achter het schild (targien). De reden dat Jacques geraakt werd en de anderen niet, was eenvoudig: hij was net wat langer dan de anderen waardoor zijn hoofd boven de houten verdedigingsconstructie uitstak!
Mer Jacop was langhere dan d’andere waren, soe dat hy meer dan de heelft van den hoofde bloet hadde staende boven der targien, dat siende een van den casteelle te Pouke, steelde eenen vogheleere ende schoet den voernoemden Mer Jacoppe den cop van den hooefde aff, soe dat sijn herssenen uut vielen, ende bleef terstont doot, van denwelken de prinche [Filips de Goede] ende alle sijn heeren zeere rouwich ende druckich waren, want het was een schoen jonc riddere gheweest, vrome ende stout in orloghen, ende hadde binnen sijnder tijdt veele schoender feiten van wapenen ghedaen.
In deze kroniek is de beschrijving van het hersenletsel waaraan Lalaing overleed nog net iets plastischer dan in het Livre des faits, maar de identiteit van degene die het schot loste blijft nog onduidelijk. Die wordt pas onthuld in een latere zestiende-eeuwse Vlaamse kroniek. Hierin staat opgetekend dat het verwoestende schot niet alleen Lalaing maar ook nog vijf anderen doodde, én dat het werd gelost door blende Heyndricx zuene, noch een zeer jonck knecht zijnde. Oftewel: de zoon van blinde Hendrik die nog een zeer jonge soldaat was. Ook hier wordt vermeld dat Filips de Goede zeer bedroefd was en menigen heeten traen liet. Maar zijn wraak was zoet: toen hij het kasteel uiteindelijk veroverde liet hij alle 87 aanwezigen ophangen, inclusief de kapitein van het stel, Laurens Goethals, en het kasteel met de grond gelijkmaken. Dit was niet ongebruikelijk en in overeenstemming met het geldende oorlogsrecht. De zoon van blinde Hendrik liet de hertog echter in leven. Volgens de kroniek was dat omdat hij niet alleen jong maar ook niet helemaal bij zijn verstand (onnosele) was. Uiteindelijk wist de jongen zelfs te ontsnappen naar Gent.
Hoe geloofwaardig is dit verhaal nu? Was het bedoeld om Lalaing lang na zijn overlijden iets van zijn heldenstatus te ontnemen door te stellen dat een jonge onbezonnen knul het schot had gelost? Dat is goed mogelijk ook al lijkt er toch iets van waarheid in het verhaal te zitten. Zo vermeldt hofchroniqueur Olivier de la Marche in zijn versie van de gebeurtenissen dat inderdaad iedereen in het kasteel werd opgehangen, ‘zonder losgeld, pardon of enige compassie’, behalve dan een ‘gek, twee of drie kinderen en enkele geestelijken.’ Een andere auteur zegt hierop aanhakend dat de man die het schot loste wellicht een priester was. En een laatste laat noteren dat in ieder geval de vrouwen werden vrijgelaten. Het is dus een mix van al deze versies, opgetekend vele jaren na de slag om Poeke, die we later terugzien.
Zo levert de dood van Lalaing verschillende versies op in woord en beeld waarbij de partijdigheid van de auteurs (voor of tegen de hertog) soms duidelijk naar voren komt. Voldoende voer voor historici om nog even over deze befaamde ridder door te praten!
Verder lezen?
Elizabeth Morrison ed., A Knight for the Ages: Jacques de Lalaing and the Art of Chivalry (Los Angeles, 2018).
Hanno Wijsman, ‘Jacques van Lalaing, de laatste ridder’, in Yolande van Lalaing (1422–1497), kasteelvrouwe van Brederode, Jaarboek van de kastelenstichting Holland en Zeeland (Haarlem, 2009), 169–82.
Jelle Haemers, De Gentse opstand (1449–1453). De strijd tussen rivaliserende netwerken om het stedelijke kapitaal, Standen en landen, 105 (Kortrijk/Heule, 2004).
Rosalind Brown-Grant en Mario Damen, A Chivalric Life: The Book of the Deeds of Messire Jacques de Lalaing (Woodbridge 2022).