Max Verstappen als toernooiridder

Max Verstappen heeft zich dit jaar laten gelden bij de Formule 1, het kan u niet ontgaan zijn. Hij werd derde in het eindklassement en won diverse wedstrijden. De laatste keer was op 17 november toen hij de beste was op de Grand Prix van Brazilië, verreden in São Paolo. Met grote overmacht versloeg hij daar de naaste

Max Verstappen. Copyright: Verstappen.nl

concurrentie. In dit filmpje is goed te zien dat niet alleen een uitstekende rijvaardigheid maar ook een goede technische ondersteuning hierbij een cruciale rol speelden (let vooral op de pitstop). Persoonlijke kwaliteiten en teamwork waren ook essentieel voor een middeleeuwse toernooiridder. Maar er zijn wel meer parallellen te trekken tussen de Formule I en het middeleeuwse toernooi.

De hertog van Anhalt tijdens een mêlée toernooi. De dames becommentariëren de prestaties van de ridders. Universiteitsbibliotheek Heidelberg, Manesse-codex f. 17r.

Het middeleeuwse toernooi wordt vaak beschouwd als de sport waarmee de adel zich kon onderscheiden van de rest van de bevolking. Immers, niet iedereen kon zich een complete wapenuitrusting en een strijdros veroorloven, laat staan met grote snelheid te paard de lans of het zwaard hanteren. Het was een manier om aan iedereen te tonen dat je adellijk leefde en behoorde tot de groep die de lakens uitdeelde.  Elitesporten zijn van alle tijden en in de twintigste eeuw golden golf, tennis, hockey en cricket lange tijd als bezigheden die je alleen beoefende als je in een bepaalde inkomenscategorie zat. Op de lange termijn waren dit echter zogenoemde dalende cultuurgoederen: precies deze sporten zijn tegenwoordig populair onder grote lagen van de bevolking.  Zelfs een typisch standsgevoelige ‘sport’ als het beoefenen van jacht  is niet meer voorbehouden aan de elite, uitzonderingen daargelaten. Want de Nederlandse staat sluit nog steeds gedurende de drie maanden voor kerstmis een groot deel van Kroondomein het Loo af voor al het publiek zodat Willem-Alexander, als officieel beheerder van het bosrijke gebied, er naar hartenlust met zijn vrinden kan jagen.

In tegenstelling tot de jacht wordt het toernooi tegenwoordig niet meer beoefend, behalve dan door re-enacters of leden van de H.E.M.A., niet het zieltogende warenhuis maar de bond voor Historical European Martial Arts. Het was simpelweg een te ingewikkelde, te gevaarlijke en te dure sport om ‘in te dalen’ bij de gewone bevolking. Als ik dan toch een sport moet aanwijzen die het meeste overeenkomt met het middeleeuwse toernooi, dan is dat de Formule 1. Daarvoor zijn verschillende redenen. Een coureur als Max Verstappen is zeer goed getraind en topfit. Tijdens de race moet hij natuurlijk alert maar tegelijkertijd rustig en gefocussed blijven zowel op de baan als op zijn tegenstanders die op een paar cm afstand met 300 km per uur naast of achter hem rijden. Tijdens de race treedt er een sterk verhoogde hartslag op en gewichtsverlies is niet ongebruikelijk vanwege dehydratie. Ook de middeleeuwse ridder moest in staat zijn om een relatief zwaar harnas te dragen, inclusief een strakke helm op het hoofd, en dan zijn paard in volle vaart op de tegenstander af te sturen terwijl hij tegelijkertijd met zijn wapens ook nog iets nuttigs moest zien te doen. Een ridder verloor eveneens liters vocht door de warmte die hij door de beschermende kleding onder het harnas maar moeilijk kwijt kon.

dames jureren livre de tournois
Helmschouw voorafgaand aan het toernooi waarbij de jury op aangeven van de dames een deelnemer letterlijk verwijderen. Le livre des tournois de René d’Anjou. Bibliothèque nationale de France. Département des manuscrits. Français 2695.

Het testosteron gehalte van het toernooi en de autosport ligt vrij hoog. Laten we er niet omheen draaien: het is niet zo moeilijk om macho-gedrag te ontwaren bij de deelnemers, en misschien zijn agressiviteit  en waaghalzerij zelfs noodzakelijke voorwaarden om te kunnen zegevieren. Ook de rol van vrouwen mag hier niet uitgevlakt worden. Vrouwen waren essentieel bij het

Max Verstappen en Hannah Schmitz vieren de overwinning na de Grand Prix van Brazilië. Beeld AP.

middeleeuwse toernooi niet alleen ‘passief’ als toeschouwer maar ook actief als inspirator of als jurylid. Zij bepaalden vooraf bij de helmschouw wie er niet mee mocht doen omdat hij onoorbaar gedrag had vertoond in het verleden, en na afloop overlegden zij met de herauten wie de prijs voor de meest dappere ridder kreeg uitgereikt. Zo ver is het nog lang niet bij de Formule 1. Max Verstappen meent zelf dat vrouwelijke coureurs echt te lief zijn en dat hun ‘moederinstinct’ (hij bedoelt overlevingsinstinct) hen verhindert om risico’s te nemen. Toch verschijnen er barsten in dit mannenbolwerk. Zo zijn er al enkele vrouwelijke coureurs en heeft Max zelf in Brazilië gewonnen dankzij het inzicht van Hannah Schmitz, Senior Strategy Engineer bij Red Bull, die hem een vroegtijdige pitstop liet maken. Ook hebben de sexy uitgedoste dames, officieel gridgirls, die de coureurs voor aanvang van de race aanmoedigden en voor ‘extra adrenaline’ zorgden, inmiddels plaats moeten maken voor gridkids.

logos porsche en ferrari
De logos van Porsche en Ferrari. Het embleem van Porsche is gevierendeeld met een hartschild en is gebaseerd op de originele wapenschilden van de stad Stuttgart en de deelstaat Wúrttemberg.

Dan het materiaal en de uitdossing. Voor het toernooi werden speciale paarden gefokt, zeer gespierd en met korte benen zodat ze de zware last van een geharnaste ridder konden dragen. Deze paarden waren voor veel adellijke berijders zo speciaal dat ze zelfs mochten opdraven bij hun begrafenis compleet met uitrusting (toernooi-zadel, -helm en -wapens). De Formule 1 auto’s hebben het vermogen van wel 750 paardenkrachten en diverse merken proberen elkaar de loef af te steken met de nieuwste snufjes. De meest prestigieuze automerken hebben ook nog steeds wapenschilden die qua vorm, kleurgebruik en uitstraling herinneren aan de ridderlijke heraldiek. Dat geldt overigens niet voor het Japanse Honda, de auto waarin Verstappen rijdt. Met de helm op lijkt de autocoureur misschien nog wel het meest van alle hedendaagse sporters op de middeleeuwse ridder. Die van Verstappen is van het Duitse merk Schuberth (dat niet toevallig ook leverancier is van helmen voor het Duitse leger). De helm is volledig op maat gemaakt en aangepast aan de aerodynamica van zijn bolide en kost zo’n 5.000 euro, terwijl hij maar een paar races meegaat.

Toernooihelm voor het steekspel. Leeds, Royal Armories.
Helm van Max Verstappen

 

 

 

 

 

 

 

 

Al kan er tegenwoordig een tank overheen rijden, een garantie om de race te overleven biedt de helm niet.  De Braziliaans coureur Ayrton Senna stierf op 1 mei 1994 terwijl hij op kop ging in de Grand Prix van San Marino maar toen met 300 km per uur de bocht uitvloog en tegen een betonnen muur belandde. De dag  ervoor was overigens de Oostenrijker Roland Ratzenberger tijdens de kwalificatierondes ook al gecrasht en overleden. Het was geen belemmering om ondanks deze twee doden de race gewoon voort te zetten.

Ook het toernooi was een gevaarlijk tijdverdrijf. Tijdens de vroege massale melée-toernooien op het platteland, vocht men nog met echte wapens en was er een gerede kans om dodelijk getroffen of simpelweg vertrapt te worden door de vele paardenhoeven. Ook verschillende vorsten lieten het leven tijdens een toernooi. Zo liet de jonge Hendrik III van Leuven het leven bij een toernooi rond Doornik in 1095, de vroegste vermelding van een toernooi ooit. Zijn verre nazaat Jan I van Brabant raakte in 1294 tijdens een steekspel op een bruiloftsfeest in Bar-le-Duc dodelijk gewond toen een lans zijn onbeschermde oksel doorboorde.  De Hollandse graven waren fervente toernooigangers en niet verwonderlijk lieten er een paar het leven op het toernooiveld: Floris IV in 1234 tijdens een toernooi te Corbie in Noord-Frankrijk, zijn broer Willem vier jaar later en ook zijn zoon Floris de Voogd stierf in 1258 te Antwerpen tijdens een ridderlijk evenement. Blijkbaar vonden vorsten het tot in de late middeleeuwen essentieel om zich niet alleen een moedig ridder maar ook een leider van de ridderschap te tonen. Dat gebeurde niet alleen op het slagveld maar ook op het toernooiveld waar zowel individueel als in teamverband werd gestreden om de eer.

verstappen in sao paolo
Max Verstappen tijdens de Grand Prix van Brazilië op het circuit van Interlagos in São Paolo

De ambiance van de Formule 1 toont eveneens veel overeenkomsten met het toernooi. Aanvankelijk was het toernooi een imitatie veldslag, een massaal gevecht tussen twee teams op het platteland, waarbij het er om ging zoveel mogelijk ‘krijgsgevangenen’ te make. In de late middeleeuwen verplaatste het toernooi zich echter naar het marktplein in de stad. Nog steeds werd er gevochten in teams maar het individuele steekspel – waarbij het erom ging zoveel mogelijk lansen te breken – ging steeds meer de boventoon voeren. Op miniaturen is goed te zien hoe de houten tribunes aan de randen van het marktplein tot de nok toe gevuld zijn met toeschouwers, terwijl de balkons en de daken van de omringende gebouwen plaats bieden aan vele andere geïnteresseerden. De Formule 1 is ook een stedelijk evenement en wordt gehouden in metropolen als Barcelona, Melbourne,  Singapore, Mexico-stad en niet te vergeten Monaco waar de auto’s zelfs dwars door de stad crossen.  Op de Grand Prix van Brazilië rijdt Max Verstappen door een groene oase in een stedelijk landschap, de wijk Interlagos van São Paolo.

toernooi golfboek
Toernooi op een marktplein. In de ondermarge spelen kinderen het toernooi na op stokpaardjes en met windmolentjes. Simon Bening c. 1540, miniatuur uit het zogenoemde Golf boek van de British Library

Het is zeer aantrekkelijk voor een stad om een dergelijk evenement te organiseren. De Formule 1 trekt natuurlijk veel publiek en publiciteit en dat alles komt ten goede aan de stedelijke economie. Ook in Zandvoort heeft men dat goed begrepen.  Daar stemde zelfs GroenLinks voor een subsidie van 4,1 miljoen Euro om de organisatie van het race-evenement te ‘faciliteren’, ook al is het geld met name bestemd voor het oplossen van de ‘verkeersproblematiek’ zoals het ‘verbeteren of aanleggen van de fiets- en wandel infrastructuur’.  Stikstofregels en niet te vergeten de zandhagedis en de rugstreeppad moeten maar even wijken voor een evenement met ‘groot maatschappelijk belang’.  De hotels in Zandvoort  zijn nu al volgeboekt voor 3 mei 2020, de waarschijnlijke datum van de race. Ook in de middeleeuwen profiteerden herbergiers en ambachtslieden van het bezoek van de toernooiridders en hun entourage. Sterker nog, de economische infrastructuur in steden als Brussel en Brugge waar speciale gilden bestonden voor zadelmakers, helmslagers  en harnasmakers, zorgde ervoor dat edelen en vorsten hier gemakkelijk toernooien konden organiseren. In Brugge en Lille hielden stedelijke toernooigezelschappen zelfs jaarlijks een steekspel.

Verbouwing van het circuit van Zandvoort

Zandvoort kon niet zonder de inzet van prins Bernhard jr, een fervent liefhebber van de Formule 1 en eigenaar van het circuit. Zijn vorstelijke lobbywerk en financiële bijdrage waren essentieel om het evenement in de badplaats van de grond te tillen en het circuit ingrijpend te verbouwen. Natuurlijk waren vorstelijke en adellijke mecenassen ook onmisbaar bij het middeleeuwse

filips de goede als toernooiridder
Filips de Goede als toernooiridder. Afbeelding uit Le Grand Armorial de la Toison d’Or. BnF, Bibliothèque de l’Arsenal, Ms. 4790. http://expositions.bnf.fr/livres/armorial/

toernooi. Zo weten we dat de Bourgondische hertog Filips de Goede (1396-1467), zelf een fanatiek toernooiganger, zeker niet te beroerd was om de beurs te trekken. Zo zorgde hij in mei 1439 bij een groot toernooi gehouden op de Grote Markt te Brussel, voor de kleding en de paarden van zijn  entourage, en schonk hij een enorm bedrag aan hovelingen die een eigen team op de been brachten voor dit evenement.

Toch ging de inspanning van steden veel verder: zij transformeerden de marktpleinen in ridderlijke landschappen door honderden karrenvrachten zand uit te laten strooien zodat de paarden niet zouden uitglijden op het plaveisel; zij lieten tientallen timmerlieden de omheining, tribunes en podia voor de vips en scheidsrechters bouwen; zij stelden hun stadhuizen open voor banketten en afterparties waar de stedelijke elite zich op informele wijze kon mengen met de vorst, de hofhouding en de adel; zij zorgden voor de beveiliging van het toernooiveld en voor handhaving van de openbare orde gezien de aanwezigheid van zoveel zwaar bewapende lieden in de stad. In Zandvoort maakt men zich vooralsnog alleen druk over de mogelijke verkeerschaos die kan ontstaan als iedereen met de auto – jawel – het evenement bezoekt. Dat was in de middeleeuwen echt geen probleem.

 

 

 

 

 

 

 

Circus Jeroen Bosch

In het Noordbrabants Museum…

Nee, stop! Niet weer Jeroen Bosch, hè? Over die tentoonstelling hebben we toch alles al gelezen, van de Volkskrant tot The Guardian,  en van Twitter tot CNN ? Wat voeg jij daar nog aan toe?

Ik snap je punt maar het is gewoon een schitterende tentoonstelling die je niet mag missen. Iedereen die maar een beetje is geïnteresseerd in de combinatie middeleeuwen en schilderkunst moet naar ‘s-Hertogenbosch.

Was er in 2001 niet ook al een grote Bosch tentoonstelling?

f2-narrenschip bosch
Het Narrenschip door Jeroen Bosch. Parijs, Musée du Louvre.

Inderdaad, in museum Boijmans van Beuningen te Rotterdam. Net als nu was er toen ook een deel van de tentoonstelling gewijd aan de thuisstad van de schilder. Maar ook was er aandacht voor de Nederlanden en zelfs voor ‘De wereld van Jheronimus Bosch’. Iets meer context dan nu dus.

Logisch: toen konden ze toch veel minder werken van de meester laten zien?

Klopt, toen waren het er 12, nu 17 van de in totaal 24 werken die aan Bosch worden toegeschreven door het Bosch Research and Conservation Project (hoewel het Prado museum in Madrid daar heel anders over denkt). Overigens was er in 1967 ook al een tentoonstelling in ‘s-Hertogenbosch waar volgens de huidige strenge tellingen achteraf gezien eigenlijk maar zes echte ‘Bosch’ hingen. Die tentoonstelling was toen een daverend succes met niet minder dan 300.000 bezoekers, tien keer zoveel dan was verwacht. Het programma Andere Tijden maakte er onlangs een  fraaie uitzending over.  Let vooral op de exploitant van de koffiekamer die niet had durven dromen dat hij ooit zoveel Bossche bollen zou verkopen. Ook toen ging het al over de randverschijnselen, tot grote ergernis van de organisator die er als een relatief onbekende in de kunstwereld voor had gezorgd dat diverse grote musea in de wereld werken opstuurden naar de hoofdstad van Noord-Brabant.

Hoe staat het met de drukte deze keer?

Ach, op zo’n blockbuster komen natuurlijk veel mensen af. Wij (een stel met twee kinderen) waren er op een dinsdagmiddag in de voorjaarsvakantie en zelfs toen waren er geen dagkaarten meer beschikbaar. Er waren vooral veel 60plussers, Franssprekende kunsthistorici, vriendinnenclubs, Rabobankmedewerkers of een combinatie van deze categorieën. Natuurlijk is er ontzettend veel te zien op die schilderijen met al die vreemde personages dus soms duurt het even voordat je vooraan staat. Maar dan is het kijkplezier gegarandeerd!

‘Visioenen van een genie’ luidt de ondertitel van de tentoonstelling. Ietwat pretentieus?

Het Boijmans van Beuningen organiseerde eerder dit jaar een soort prequel van deze tentoonstelling – waar De hooiwagentriptiek uit het Prado ook al te zien was – en bestempelde deze als ‘de ontdekking van het dagelijks leven’. Tja, als je landlopers, goochelaars, kwakzalvers, hoeren en boeren beschouwt als typisch voor het ‘leven in de middeleeuwen’, dan zit daar misschien wat in. Opvallend zijn vooral de talloze fantasiefiguren die Bosch op magistrale wijze schilderde, al dan niet in hemel, hel of op weg daar naartoe. De zondeval, de zondvloed en het Laatste Oordeel zijn natuurlijk geen visoenen van de schilder maar staan gewoon in de bijbel. Maar de manier waarop Bosch deze bijbelse lieux de mémoire vorm gaf, is geniaal.

dood en de vrek Bosch toernooiuitrusting

Detail uit De dood en de vrek (ca. 1485-1490) van Jeroen Bosch. Washington, National Gallery of Art

Jij bent vooral geïnteresseerd in vorsten, ridders en edelen. Nog wat van je gading tegen gekomen?

Onverwachte ontdekking! Op het schilderij De dood en de vrek is een toernooi-uitrusting te zien van de stervende vrek in het bed : een helm, een schild, een toernooizwaard (inclusief koordje), een lans en een harnashandschoen (? andere suggesties?). In de catalogus wordt deze uitrusting beschouwd als een verwijzing naar het leven van de vrek die zich blijkbaar ‘in betere tijden met het dure, riskante en zinloze vermaak van het steekspel bezighield’. De kerk stond zeker niet positief tegenover het steekspel en het toernooi en vond dat de ridderschap zijn tijd en energie beter aan andere zaken kon besteden. Een schitterende les voor praktiserende ridders die ook in de tijd van Bosch blijkbaar nog steeds kozen voor een ledig en zondig maar wel spannend en eervol leven.

 

 

 

 

Frauderende historici

In alle beroepsgroepen komen fraudeurs voor. U kent ze wel: bankiers, advocaten, maar ook kosters en recent autofabrikanten. En ja zelfs binnen onze eigen club zijn er sjoemelaars. Plagiaat is natuurlijk een bekende vorm van wetenschappelijke fraude, ook al is het niet even makkelijk historici hierop te betrappen en komt het bedrog meestal pas jaren na dato uit. Een andere vorm van wetenschappelijk bedrog is het verzinnen of manipuleren van onderzoeksgegevens. Natuurlijk zijn er bekende gevallen van vervalste middeleeuwse oorkonden en de Utrechtse hoogleraar Otto Opperman maakte er in de eerste decennia van de twintigste eeuw zijn levenswerk van om deze op te sporen. Toen hij beweerde dat de stadsrechten van Haarlem, Delft en Alkmaar vervalsingen waren, werd hij echter teruggefloten door verschillende collega’s, onder wie Johan Huizinga.

Christoffel Butkens
Christoffel Butkens

Opperman wilde voorkomen dat historici gebruik zouden maken van oneigenlijk onderzoeksmateriaal. Het vervalsen en vervolgens gebruiken van dergelijke bronnen was in het verleden namelijk wel eens voor gekomen. Een van de meest geruchtmakende voorbeelden van een dergelijk frauduleus historisch onderzoek is de ‘zaak Van Lynden’. Hoofdrolspeler in deze zaak was Christoffel Butkens (1590-1650). Butkens was een geestelijke die zijn carrière begon als novice in het cisterciënzerklooster Sint-Salvator te Antwerpen. In 1631 werd hij er prior en uiteindelijk vond hij er ook zijn laatste rustplaats. De Antwerpse vorser staat vooral bekend om twee gedrukte werken. Het eerste, over het geslacht Van Lynden (of Lienden), verscheen in 1626 en het tweede, over de geschiedenis van het hertogdom Brabant en de belangrijkste adellijke families aldaar, in 1641.

Ook in de zeventiende eeuw bestond er al een kritisch corps van geschiedbeoefenaars die, zonder de mogelijkheden van het wereldwijde web, in staat waren om elkaar te controleren en te corrigeren. Met name aan het boek over het geslacht van Lynden hing een luchtje; Butkens traceerde de geschiedenis van het geslacht tot in de twaalfde eeuw aan de hand van diverse niet goed te controleren bronnen.  Kort na het verschijnen van het werk, nam zijn Utrechtse collega Arnold van Buchel (1565-1641) Butkens de maat in een manuscript waarin hij inscripties, grafzerken en andere bijzonderheden van vele kerken in de Nederlanden inventariseerde. Zo noteerde hij in zijn beschrijving van het interieur van de kerk van Heukelum:

‘Volgens Butkens is hier achter het hoofdaltaar een raam waar vrouwe Elisabeth van Lienden met Otto van [Arkel, heer van] Heukelum, haar man, geknield afgebeeld is, met hun wapens, namelijk: Arkel, de Lek, Hoorn, Putten; Lienden, Keppel, Polanen, Brederode. Dit bleken verzinsels te zijn. Er is namelijk niets dergelijks te vinden, en niemand kan zich er iets van herinneren.’

Fragment uit Annales généalogiques de la maison de Lynden, divisées en XV livres van C. Butkens.
Fragment uit Annales généalogiques de la maison de Lynden, divisées en XV livres van C. Butkens.

Ook recent onderzoek toonde aan dat het boek over het geslacht Van Lynden (deels) gebaseerd is op gefingeerde oorkonden, dubieuze kronieken, verzonnen wapenschilden en niet bestaande grafmonumenten. In het boek nam Butkens een lijst op van deelnemers aan een toernooi dat in februari 1235 zou zijn georganiseerd door graaf Floris IV in Haarlem. Prominent onder de deelnemers, geen verrassing wellicht, ene Floris heer van Linden ende ter Lee. Dat Floris IV al in juli 1234 overleed, overigens aan verwondingen opgelopen tijdens een toernooi te Corbie, is misschien een klein detail; met dateringen nam men het toch niet zo nauw. Maar er zitten meer onregelmatigheden in de lijst. Met studenten van de Universiteit van Amsterdam heb ik tevergeefs geprobeerd alle deelnemers te identificeren. Sommige personen kunnen zeker in het tweede kwart van de dertiende eeuw gesitueerd worden. Anderen leefden echter veel later of hebben helemaal geen sporen achter gelaten in de toch al niet overvloedige dertiende eeuwse bronnen.

Toernooi te Haarlem, 1305. Schoolplaat van J. Isings.
Toernooi te Haarlem, 1305. Schoolplaat van J. Isings.

Jammer want het zou om een uniek toernooi kunnen gaan en zeker wat betreft de dertiende eeuw is onze informatie over dit soort ridderlijke evenementen schaars. Zou iemand werkelijk in staat zijn om een complete lijst van deelnemers uit zijn duim te zuigen alleen maar om een opdrachtgever een illuster verleden – als toernooideelnemer samen met de Hollandse graaf – te bezorgen? De spreiding van het toernooi over drie dagen, de verdeling in ridders en knapen en zelfs de participatie van geestelijke gezagsdragers, maken het voor mij een alleszins geloofwaardige bijeenkomst.

Het register waaruit Butkens citeert, zou zijn bijgehouden door de griffier van het Hollandse hof. Helaas bestond deze functie nog niet in 1235 en is het register, ‘geïntituleert de ridderlijcke tournoyen ende hantspel des graefschap van Hollant’, niet bewaard gebleven…. Toch ziet het afschrift dat Butkens zelf maakte van het register er authentiek uit, inclusief enkele duidelijke overschrijffouten, die hij in de gedrukte versie weer corrigeerde.

Origineel afschrift van Butkens (bron: Hoge Raad van Adel, Archief Familie van Slingelandt)
‘Den 8. February sijn ghekommen mijn heer engendist heer.’ Het woord ‘engendist’ heeft hij in de druk gecorrigeerd in ‘ende genadichste’. Origineel afschrift van Butkens (bron: Hoge Raad van Adel, Archief Familie van Slingelandt)

Opmerkelijk genoeg hebben ook andere zeventiende eeuwse historici het register gebruikt, zoals bijvoorbeeld de Leidse hoogleraar Marcus Zuerius Boxhorn (1612-1653). Boxhorn vermeldt hieruit een toernooi georganiseerd door graaf Floris V (1254-1296) in het onnavolgbare jaartal MCCXXCX. Van vier met name genoemde edelen – onder wie opnieuw een heer van Linden en Ter Lee, dit keer Dirk – wordt het wapenschild beschreven en hun wapenkreet. Van Buchel was opnieuw zeer sceptisch en vermoedde op basis van deze vermelding dat het een verzinsel was van Butkens.

Al met al staat Butkens er niet zo goed op. Toch pleit ik voor eerherstel voor de Antwerpse monnik. Hij  bezocht namelijk vele archieven in de huidige Benelux en maakte daar  kopieën en ´extracten´ van de talloze documenten die door zijn handen gingen. De afschriften legde hij vast in tenminste tien (onuitgegeven) registers die tegenwoordig in diverse bibliotheken in Nederland (Hoge Raad van de Adel) en België (Koninklijke Bibliotheek te Brussel) bewaard worden. In deze registers zijn zeer veel aanwijsbare betrouwbare afschriften te vinden. Ander materiaal is uniek omdat diverse archieffondsen die Butkens raadpleegde later verloren gingen, zoals bijvoorbeeld het stadsarchief van Brussel bij het Franse bombardement van 1695. Butkens was zeker niet brandschoon maar zijn nalatenschap in handschrift verdient een even kritische analyse als zijn gedrukte werken kregen in de zeventiende eeuw.

Heraldische plaagstoot in een middeleeuws handschrift?

Een tribune met zeven (adellijke) dames met de blik op oneindig. Waar kijken ze naar?

Adellijke dames op de eretribune bij een toernooi. Koninklijke Bibliotheek, Brussel, ms. IV 684 f. 43v (zie http://images.kbr.be/multi/ms_IV_684Viewer/imageViewer.html)
Adellijke dames op de eretribune bij een toernooi. Koninklijke Bibliotheek, Brussel, ms. IV 684 f. 43v (Bron: zie hier)

Naar een toernooi tussen twee teams, het ene aangevoerd door koning Edward I van Engeland (r. 1272-1307) en het andere door hertog Jan I van Brabant (r. 1267-1294). Het gaat om een massaal mêlée-toernooi waarbij twee teams het tegen elkaar opnemen met zwaarden (zie hieronder). De bedoeling was om zoveel mogelijk opponenten gevangen te nemen, net als bij een gewone veldslag. Een tribune was wel nodig want de strijd kon uitwaaieren over de velden. Er wordt flink op elkaar ingehakt en niemand wordt gespaard; geen wonder dat er vaak doden en gewonden vielen tijdens dergelijke toernooien; Jan I zou zelf later ook nog sterven toen tijdens een steekspel zijn tegenstander een lans boorde in zijn oksel, het enige stukje bovenlijf dat een harnas onbeschermd liet.

Toernooi tussen de teams van Jan I en Edward I. KB, Brussel, ms. 684 f. 44r.
Toernooi tussen de teams van Jan I en Edward I. KB, Brussel, ms. 684 f. 44r (Bron: zie hier)

Deze twee miniaturen komen uit een prachtig verlucht handschrift dat tegenwoordig in de Koninklijke Bibliotheek van Brussel bewaard wordt (hier doorbladerbaar). Het handschrift is waarschijnlijk rond 1445 gemaakt in het klooster van Affligem, gelegen tussen Aalst en Asse. Het is een gedeeltelijk afschrift van de Brabantsche Yeesten van Jan van Boendale waarbij de bewerker ook nog eens delen van de Spiegel Historiael van Lodewijk van Velthem  in de tekst heeft geïntegreerd. (Deze ingewikkelde overlevering wordt hier door Dirk Schoenaers uiteengezet).

Ridderslag van Jan I van Brabant en zijn broer Godevaart. KB, Brussel, ms. IV 684 f. 43r.
Ridderslag van Jan I van Brabant en zijn broer Godevaart. KB, Brussel, ms. IV 684 f. 43r.

Opmerkelijk genoeg zegt de begeleidende tekst in de kroniek niets over de miniaturen. We krijgen geen praatje bij een plaatje. Er is sprake van de ridderslag van hertog Jan I en zijn broer Godevaard door de Franse koning Filips III maar dat hoorde eigenlijk nog bij de vorige pagina (zie hiernaast).

Jans eerste reis naar Engeland, in 1279, komt aan bod op de volgende pagina met het opschrift Hoe hertoge Jan in Ingelant tornyerde ende synen zoen aens conyncx dochter bestaedde. Er is sprake van een toernooi waarop Jan zoveel indruk maakte dat koning Edward I direct bereid was zijn dochter Margaretha aan Jans zoon Jan II uit te huwelijken. Nadere details ontbreken over het toernooi in Engeland ontbreken zowel in de Brabantsche Yeesten als in de Spiegel Historiael maar zijn wel te vinden in een andere kroniek: de Slag bij Woeringen van Jan van Heelu waarin verhaald wordt hoe Jan I op roemrijke wijze het hertogdom Limburg bij Brabant voegde. De vervaardiger van de miniaturen moet zo rond 1445 deze tekst dus ook gekend hebben. Of was hij er misschien van uitgegaan dat de bewerker ook hieruit ter inspiratie zou putten?

Jan II vs. Edward I tijdens een toernooi in Engeland. KB, Brussel, ms IV 684 f. 44r.
Jan II vs. Edward I tijdens een toernooi in Engeland. KB, Brussel, ms IV 684 f. 44r.

Even terug naar de toernooiminiaturen. De miniaturist is op het eerste gezicht zorgvuldig te werk gegaan en heeft via heraldische herkenningstekens de deelnemers aan het toernooi een gezicht gegeven. Zo is op de voorgrond van de toernooiminiatuur hertog Jans zoon Jan II te zien, herkenbaar aan de gouden Brabantse leeuw met barensteel (zeg maar een horizontale stok met drie hangers) op zijn wapenrok en het dekkleed van het paard. Hij neemt het op tegen koning Edward I, te herkennen aan een wapenrok en dekkleed versierd met drie gouden leeuwen op een rood veld. Achter Jan II is de heer van Wezemaal te zien (zilveren lelies op een rood veld).

Op de toernooiminiatuur is het natuurlijk een drukke bedoening. In al dat gedrang van die ridders op paarden (let ook op der verschillende soorten helmen die gebruikt worden) passen niet zoveel kleuren en symbolen. Daarom heeft de miniaturist ook nog gebruik gemaakt van de tribune om wat extra deelnemers te kunnen weergeven:

Wapenschilden op de eretribune bij het toernooi. KB, Brussel, ms. 684 f. 43v.
Wapenschilden op de eretribune bij het toernooi. KB, Brussel, ms. 684 f. 43v.

Hij heeft twee reeksen van wapenschilden onder elkaar gezet. De onderste reeks is het Brabantse team met naast Jan I en zijn zoon Jan II, de heren van Gaasbeek, Wezemaal, Rotselaar, Geten, Diest, Breda en Bierbeek, oftewel de top van de Brabantse ridderschap. Deze baanrotsen, zoals ze wel genoemd werden, waren zo rijk en machtig dat ze een eigen banier mochten voeren in de strijd en op een toernooi. Voor een 15de eeuws publiek waren deze heren nog steeds herkenbaar; de heerlijkheden die werden gesymboliseerd door de wapenschilden bestonden nog steeds ook al waren ze nu in het bezit van andere families.

Edward III en zijn zonen. KB, Brussel ms. IV 684 f. 43v.
Edward III en zijn zonen. KB, Brussel ms. IV 684 f. 43v.

De Engelse reeks (boven de Brabantse) levert echter een opmerkelijke combinatie van wapenschilden op. Tegenover Jan I en Jan II zou je Edward I en zijn zoon Edward II verwachten. Maar we zien naast het schild met de drie gouden leeuwen, een gevierendeeld schild met in het eerste en vierde kwartier de gouden lelies van het Franse koningshuis. Dit is het wapen dat Edward III vanaf 1340 voerde om zijn claim op de Franse troon kracht bij te zetten. Naast het wapen van Edward III zien we nog drie keer hetzelfde wapen maar dan ‘gebroken’ met verschillende barenstelen. Het gaat hier om de zonen van Edward III, namelijk Edward, the black prince, Lionel of Antwerp en John of Gaunt.

Heeft de miniaturist zich hier vergist en had hij geen goede genealogie van het Engelse koningshuis paraat of gewoon geen goede voorbeelden om over te nemen? Of liet hij expres de Engelse claim in viervoud terugkomen in de miniatuur om het Franse koningshuis (en de Fransgezinden in het 15de eeuwse Brabant) een steek onder water uit te delen? Het Brabantse publiek (adellijk, stedelijk?) moet dat wel gewaardeerd hebben. Brabant had eeuwenlang goede banden onderhouden met Engeland. Dat kwam niet alleen tot uitdrukking in allerhande huwelijken maar ook in uitstekende handelsbetrekkingen. De kansen van de Engelsen op de Franse troon waren rond het midden van de vijftiende eeuw vrijwel nihil, maar dat deed niets af aan de Brabantse voorkeuren.

NB Voor suggesties ter identificatie van de overige Engelse wapenschilden op de tribune houd ik me aanbevolen.

Naschrift: zie de reacties bij dit bericht voor een oplossing van de heraldische puzzel.