Man en paard

Middeleeuwse vorsten, stadsbesturen, kloosters, edelen en kooplieden hielden allemaal hun administratie goed bij. Zij wilden graag een overzicht hebben van hun financiële staat: hoeveel geld kwam er binnen, en, misschien nog wel belangrijker, hoeveel geld verliet de schatkist. Het is precies daarom dat er zoveel middeleeuwse rekeningen bewaard zijn gebleven. De verantwoordelijke klerken en rentmeesters gaven exact aan waar het geld vandaan kwam of naartoe ging.

Iedere onderzoeker vindt daarom wel iets van zijn gading in middeleeuwse rekeningen, van hardcore economisch historici geïnteresseerd in loon- en prijsontwikkelingen tot meer cultureel geïnteresseerde wetenschappers. Ook historici die zich bezig houden met de middeleeuwse adel kunnen niet om rekeningen heen. Daarbij gaat het soms om kleine alledaagse gebeurtenissen. Zo vond ik onlangs in een rekening van de Brabantse hertog Antoon van Bourgondië (1384-1415) de volgende vermelding:

Item, in den jair 1400 ende thiene doen mijn joncheere ontboden was ten doepsel ende kerstenheide mijns jongen heeren van Brabant zeliger gedinckenissen te Bruessel, staerf Janne van Wilstrop in der voirs. stat van Bruessel … een swert peert af ten prise van 43 cronen die hem mijn joncheere gegeven ende betaelt heeft (…).

 

Afbeelding

Met ‘mijn joncheere’ wordt bedoeld jonker Engelbrecht van Nassau (†1442), heer van Breda en een verre voorvader van Willem van Oranje. In 1404 had hij de prestigieuze heerlijkheid Breda verworven via zijn huwelijk met Johanna van Polanen (zie ook dit bericht). Hij werd al snel een belangrijke raadsheer en vertrouweling van hertog Antoon. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de hertog zijn trouwe vazal uitnodigde voor de doop van zijn zoon Willem (de ‘jonge heer van Brabant’) in juli 1410 die overigens kort daarna stierf. Deze rekeningpost is het enige bewijs van de aanwezigheid van Engelbrecht bij deze heugelijke gebeurtenis. Toch weten we dit alleen dankzij het feit dat er onvoorziene kosten werden gemaakt.

De doop van een vorstenzoon was in de late middeleeuwen een evenement van betekenis en dat moest uitgebreid gevierd worden. Het vorstelijk paar ging met alle hoge gasten – graaf Willem VI van Holland en Zeeland was ook aanwezig – de leden van de hofhouding in vol ornaat en in een lange stoet van het hertogelijk paleis op de Koudenberg naar de Sint-Goedelekerk waar de doop plaatsvond.

Maar voor niets gaat de zon op. Blijkbaar was er tijdens het verblijf in Brussel een zwart paard van een dienaar van Engelbrecht gestorven. Engelbrecht had zijn dienaar het paard vergoed maar legde de rekening nu neer bij zijn rouwende meester. Ook de trouw en de dienstbaarheid van een vazal had zijn financiële grenzen. Later zouden de Nassaus een indrukwekkend stadspaleis bouwen in Brussel met subsidie van het stadsbestuur. Op en neer reizen naar Breda was toen niet meer nodig.

Praalgraaf van Jan IV en Engelbrecht I van Nassau in de Grote Kerk van Breda
Praalgraaf van Jan IV en Engelbrecht I van Nassau in de Grote Kerk van Breda